19-12-2017-rechtbank-overijssel
Essentie
De rechtbank Overijssel veroordeelt een 54-jarige man uit Zwolle tot een gevangenisstraf van vier weken voor witwassen. De rechtbank wijst de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Samenvatting
Naar aanleiding van een politiecontrole werd verdachte aangehouden omdat hij een contant geldbedrag van €22.520 in ongebruikelijke coupures bij zich droeg. In de afgelopen jaren heeft verdachte geen aantoonbare legale inkomsten opgegeven bij de Belastingdienst. Ook verklaarde hij dat hij geen uitkering of inkomen uit dienstverband heeft. Verdachte en zijn echtgenote zouden rond komen van de Wajong-uitkering van zijn echtgenote. Deze feiten en omstandigheden leiden volgens de rechtbank tot een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Verdachte heeft verklaard dat hij een bedrag van €21.000 heeft geleend maar hij heeft niet willen verklaren van wie hij het geld geleend heeft en wat hij met het geld wilde doen. Ook zijn echtgenote was niet op de hoogte van deze lening. Volgens de rechtbank voldoet deze verklaring niet aan de vereisten van concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk. Het Openbaar Ministerie heeft hierdoor geen nader onderzoek kunnen doen naar de herkomst van het geld. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van €21.000 afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte dit wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden. Ten aanzien van het overige bedrag van €1.520 heeft verdachte verklaard dat hij dit heeft gespaard en dat dit afkomstig is van uitkeringen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring niet zonder meer onwaar en kan niet worden uitgesloten dat dit geldbedrag een legale herkomst heeft. Evenals het Openbaar Ministerie en de verdediging acht de rechtbank dit feit niet bewezen.
Kernoverweging
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte over de herkomst van een groot deel van het geldbedrag, te weten een bedrag van € 21.000,-, geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring heeft afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij het bedrag heeft geleend maar heeft daarbij niet willen verklaren over van wie hij dit bedrag heeft geleend en wat de bestemming van het geld was. Ook de echtgenote van verdachte was niet op de hoogte van de gestelde lening. Nu verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring heeft afgelegd ten aanzien van het bedrag van € 21.000,-, kan het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek verrichten naar de herkomst van het geld.
Opmerkingen
De rechtbank oordeelt dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geldbedrag van €21.000 afkomstig is uit enig misdrijf. Dit is opvallend omdat hiermee nog geen onderscheid gemaakt is tussen opzetwitwassen en schuldwitwassen. Weten dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf valt onder artikel 420bis Sr. (opzetwitwassen) en redelijkerwijs vermoeden dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf valt onder artikel 420quater Sr. (schuldwitwassen). In de uitspraak wordt bij de strafbaarheid van het bewezenverklaarde duidelijk gemaakt dat de rechtbank artikel 420bis Sr. heeft bedoeld.
Rechtbank Overijssel, 19 december 2017