De vrijgestelde beleggingsinstelling in een Panamaconstructie
Geschreven door: Mr. Onno Jansen (financieel expert, Politie, eenheid Amsterdam), Mr. Pim Eikelboom (inspecteur/financieel rechercheur, ILT-IOD) en Mr. George van der Zon (coördinerend jurist, Politie, Knooppunt FinEC)
Inleiding
Begin april 2016 werd de wereld opgeschrikt door de Panama Papers. 11,5 Miljoen documenten, die een gedetailleerd overzicht geven van de wereld van de belastingontwijking en/of -ontduiking. Voor dit doel worden uitgekiende rechtspersonenconstructies gebruikt. Hieronder wordt één mogelijkheid uit zo’n structuur besproken.
Casus
De zaak betreft een in Nederland gevestigd trustkantoor, dat als bestuurder fungeert voor een zogenaamde vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI). De VBI kent twee gerechtigden dan wel aandeelhouders, in casu twee in Panama gevestigde vennootschappen (Sociedad Anónima). De aandeelhouders van de Sociedads Anónimas bevinden zich op hun beurt in een ander Zuid-Amerikaanse jurisdictie.
In korte tijd werden door deze instelling grote beleggingswinsten gemaakt, die via deze constructie aan de aandeelhouders werden uitgekeerd. Gezien de verhouding tussen kapitaal en winst waren deze winsten – in een normale situatie - niet op voorhand te verwachten.
Schema
Rechtsvraag
Wat zouden de strafrechtelijke implicaties van een dergelijke constructie kunnen zijn?
Deze constructie werd voorgelegd aan een aantal deskundigen, waaronder de deelnemers van het Kennisplatform ‘Financieel rechercheren’ en de werkgroep ‘Financieel rechercheren milieu’, die hieronder hun visie geven.
Toelichting
Trustkantoor
Het in Nederland gevestigde trustkantoor (een niet-Nederlandse rechtspersoon) houdt zich bezig met het beheer dan wel bestuur van de vennootschap, in dit geval de VBI. Dit kantoor valt onder de Wet toezicht trustkantoren. Doel van deze wet is de bevordering van de integriteit van het Nederlandse financiële stelsel. Deze wet regelt de wijze waarop het beheer van (buitenlandse) ondernemingen in Nederland moet worden verricht. Het trustkantoor heeft in de meeste gevallen voor zijn activiteiten een vergunning van De Nederlandsche Bank N.V. nodig. Aan de vergunning kunnen voorwaarden zijn gekoppeld. Desalniettemin blijkt uit de praktijk dat het gebruik van een trust het zicht op de belangen en de activiteiten vertroebelt.
Vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI)
Een VBI kan een NV of een ‘fonds voor gemene rekening’ betreffen. Dit is een instelling die uitsluitend in financiële instrumenten mag beleggen en bedacht is om het Nederlandse vestigingsklimaat te verbeteren maar ook om vermogen voor Nederland te behouden. De VBI heeft onder voorwaarden een vrijstelling van vennootschapsbelasting.
Ten slotte komen twee Panamese Sociedads Anónimas te voorschijn. Dergelijke vennootschapen kennen aandelen aan toonder, waardoor de identiteit van een aandeelhouder desgewenst verborgen kan blijven. Degene die de aandelen toont, is immers zonder tegenbewijs aandeelhouder.
Beoordeling op strafrechtelijke risico’s
De vraag kan worden gesteld of er wel daadwerkelijk beleggingsactiviteiten hebben plaatsgevonden of dat deze constructie één of meerdere strafbare feiten mogelijk maakt, waaronder fiscale fraude en witwassen.
- Een VBI doet geen aangifte voor de vennootschapsbelasting, hierdoor is minder dan wel weinig zicht op het belegde vermogen en de uitdeling hiervan.
- De bestuurder is – als trust zijnde – niet transparant.
- De gerechtigden/aandeelhouders bevinden zich in een ‘ taxhaven’.
- De uiteindelijke gerechtigden (i.c. aandeelhouder 1 en 2) bevinden zich op hun beurt in een andere ‘taxhaven’.
- De uiteindelijke gerechtigden zijn onbekend (want houders van aandelen aan toonder).
- De VBI maakt relatief zeer grote winsten in korte tijd.
Het valt op dat men zijn best heeft gedaan om de bestuurders, de beleggingen en de route voor de uitdelingen zo min mogelijk transparant te maken. Dit gegeven, gecombineerd met een aantal ‘taxhavens’ en niet-Nederlandse rechtsfiguren, kwalificeert deze constructie al snel als één met een onzakelijk karakter.
Een voor de hand liggend scenario is dat crimineel vermogen wordt ingebracht in de VBI – via een slecht verifieerbare onderliggende belegging zoals een Zuid-Amerikaanse teakplantage – en op deze wijze de waarde daarvan (kunstmatig) wordt verhoogd. Vervolgens kan de beleggingswinst als ‘wit’ vermogen – na dus de Nederlandse VBI te hebben ‘gepasseerd’ - weer terug of door naar een exotisch regime. De Nederlandse overheid zal zich in bochten moeten wringen om hier zicht op te krijgen.
Uiteraard zijn er alternatieven – legitiem of niet-legitiem – te verzinnen. Maar mocht een gronddelict te relateren zijn aan een van de genoemde (rechts-)personen dan kan men snel de stap maken naar een redelijk vermoeden van schuld aan voornoemde strafbare feiten.
Opvallend aan deze casus is dat de ‘rondgang’ van kapitaal kan plaatsvinden met een paar eenvoudige administratieve handelingen, zonder dat het geld daadwerkelijk de grenzen van de Nederlandse jurisdictie passeert.
Duidelijk is dat de besproken constructie veel vragen oproept, zeker indien deze te relateren zijn aan relevante strafrechtelijke informatie.
De uitgebreide antwoorden zijn aan het vragende team teruggekoppeld. De zaak wordt mogelijk vervolgd …