Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Risico’s op witwassen via geldtransfers

Lisette de Zeeuw, accountmanager witwasbestrijding bij het AMLC & Anneke Wichers Schreur, financieel recherchekundige bij de Dienst Landelijke Recherche van de Politie

In oktober 2017 viel de Politie in het kader van een landelijk project binnen bij 32 betaaldienstagenten die geldtransferdiensten aanboden. Onder meer omdat zij verdacht werden van het witwassen van crimineel geld.[1] Deze actiedag was georganiseerd in samenwerking met het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW), de Kamer van Koophandel (KvK), de Douane, De Nederlandsche Bank (DNB) en diverse gemeenten.

De markt van geldtransfers wordt in strafrechtelijke onderzoeken vaker in verband gebracht met (ondermijnende) criminaliteit. Waarom is deze branche gevoelig voor criminaliteit en in het bijzonder te gebruiken voor witwassen van crimineel geld? In onderstaand artikel wordt ingezoomd op de sector van geldtransfers en de risico’s op witwassen.

Terminologie en disciplines

In de sector van geldtransfers worden verschillende benamingen gebruikt, zoals Money Transfer Operator, Money Transfer Organisation, geldtransactiekantoren, Money Service Business etc., maar wat is wat en hoe staat het in de wet?

Een kantoor in Nederland waar geldtransferdiensten worden aangeboden (zowel provider, betaaldienstagent als ondergronds bankier), is volgens de Wet op het financieel toezicht (Wft) een betaaldienstverlener.[2] De Wft kent zeven soorten betaaldiensten waarvoor je een vergunning nodig hebt. Een geldtransfer valt onder betaaldienst 6.[3] Bij een geldtransfer wordt van een betaler geld ontvangen met als doel het rechtstreeks aan een ander over te maken, zonder gebruik van een (bank)rekening. Betaaldienstagenten hebben zelf geen vergunning van een centrale toezichthouder nodig.

In de markt van geldtransfers zijn verschillende disciplines te onderscheiden. Om te begrijpen welke risico’s op witwassen er zijn, is van belang het onderscheid tussen deze disciplines toe te lichten. Dit onderscheid is gebaseerd op de indeling die de FATF maakt.[4]

-       Een provider (bijvoorbeeld MoneyGram, Western Union etc.) is een natuurlijk- of rechtspersoon die betaaldiensten verleent op basis van een vergunning van een centrale toezichthouder. In Nederland verleent DNB deze vergunning.
-       Een betaaldienstagent is een natuurlijk- of rechtspersoon die voor een provider werkt op basis van een registratie of contract. Een betaaldienstagent mag dan betaaldiensten verrichten op basis van de vergunning van de provider.[5] Voorbeelden van fysieke locaties zijn:

o    Een shop-in-shop, waarbij bijvoorbeeld de eigenaar van een winkel tevens betaaldiensten verricht als nevenactiviteit in zijn shop. Denk bijvoorbeeld aan een telefoonwinkel of sigarenboer waarbij de eigenaar van de winkel ook betaaldienstagent is voor Moneygram of Western Union en een automaat of loket in zijn winkel aanbiedt.

o    Een bijkantoor is een locatie van de provider zelf, die als hoofdactiviteit betaaldiensten aanbiedt. In dat geval vinden er geen andere retail-activiteiten plaats.

-       Iemand die ondergronds bankiert (zoals Hawala, Hundi, Fei Ch’ien, etc.) verleent dezelfde soort betaaldiensten als een provider en betaaldienstagent, maar heeft hiervoor geen vergunning van een centrale toezichthouder of is niet aangesloten bij een provider.[6] Dit is een economisch delict.

Explosieve groei door wijzigingen in wet- en regelgeving

De branche van betaaldienstagenten heeft een flinke ontwikkeling doorgemaakt sinds de invoering van de Europese richtlijn, de Payment Service Directive (PSD) uit 2009. De Europese Unie (EU) beoogde met PSD een uniforme betaalmarkt te creëren door één juridisch kader voor het betalingsverkeer in te stellen. Doel was om grensoverschrijdend betalingsverkeer net zo makkelijk, efficiënt en veilig te maken als het binnenlandse betalingsverkeer. Het werd hierdoor voor niet-bancaire instellingen mogelijk binnen de EU betaaldiensten te leveren, waardoor de markt zich opende voor nieuwe toetreders.

Figuur 1: (betaal)agenten in Nederland (feb 2015)

Door implementatie van deze richtlijn konden betaaldienstagenten zich vrij in de hele EU vestigen en geldtransferdiensten aanbieden op basis van hun Europese paspoort.[7] Dit had als gevolg dat de verantwoordelijkheid voor de aanstelling van nieuwe betaaldienstagenten bij de provider kwam te liggen in plaats van bij een centrale toezichthouder.[8] De geldtransfer-branche is hierdoor uitgebreid van nog geen honderd locaties in 2009 naar circa 1500 kantoren in 2015. Mede hierdoor is het lastig een actueel overzicht te hebben van actieve betaaldienstagenten in een land. In Nederland houdt DNB dit register bij voor Nederlandse providers met vergunning en de daaraan gerelateerde betaaldienstagenten.

Ondermijningsrisico’s sector

Zowel de explosieve groei als verscheidene strafrechtelijke onderzoeken naar witwassen met betrokkenheid van betaaldienstagenten die geldtransfers aanboden, zijn aanleiding geweest de sector nader te onderzoeken.[9] Hieruit zijn verschillende aspecten naar voren gekomen, zoals:

  • In 92% van de gevallen staat het aanbieden van betaaldiensten niet (juist) geregistreerd in de KvK onder bedrijfsactiviteiten.
  • Veel kantoren worden vanuit een shop-in-shop constructie geëxploiteerd in bedrijfstakken die regelmatig in verband worden gebracht met witwassen, zoals belwinkels, reisbureaus, wasserettes, horeca en autohandel.
  • Het smurfen van crimineel geld[10] wordt makkelijker gemaakt bij een hoge dichtheid van betaaldienstagenten in een omgeving en aanbod door diverse providers.
  • 85% van de betaaldienstagenten valt onder een buitenlandse toezichthouder, slechts 15% van de Nederlandse agenten heeft een provider met een Nederlandse vergunning.
  • De concentratie van betaaldienstagenten in bedrijfseconomisch zwakke gebieden is relatief hoog en kan de leefbaarheid onder druk zetten, bijvoorbeeld doordat veel cash geld risico geeft op overvallen.
  • 17% van de (historische en huidige) betaaldienstagenten hebben antecedenten op witwassen, fraude, de Wet Wapens en Munitie en/of de Opiumwet.[11]

Methodes van witwassen via betaaldienstagenten

Uit de strafrechtelijke onderzoeken verricht door de politie zijn voornamelijk twee witwasmethoden via betaaldienstagenten naar voren gekomen: 1) criminelen maken gebruik van betaaldienstagenten die wettelijke verplichtingen omzeilen en voor hen witwassen en 2) criminelen worden zelf betaaldienstagent om geld wit te wassen. Zie onderstaand figuur:

Bij bovenstaande methoden ligt de focus op de eerste twee fasen van het witwasproces, namelijk het ‘plaatsen’ en ‘verhullen’ van crimineel geld en minder op de laatste fase, het integreren.

Onvoldoende barrières in wet- en regelgeving?

In wet- en regelgeving zijn verschillende verplichtingen opgenomen om witwasrisico’s inzichtelijk te maken en tegen te gaan. Zo is de Wwft-verplichting om ongebruikelijke transacties te melden van toepassing op de betaaldienstverlener en betaaldienstagent.[12] Indien bijvoorbeeld sprake is van een geldtransfer voor een bedrag van € 2.000,- of meer moet de transactie worden gemeld op basis van de objectieve indicator. Daarnaast volgt uit de Wwft de verplichting tot het verrichten van cliëntenonderzoek (“know your customer”). Gesignaleerd wordt echter dat deze verplichtingen vaak niet worden nageleefd. Meer aandacht zou dan ook kunnen worden besteed aan verscherpt toezicht op en betere opsporing van het niet naleven van deze verplichtingen.

Indicatoren voor witwassen via betaaldienstagenten[13]

Uit voornoemd onderzoek volgen diverse indicatoren, zoals:

  • Het adres van een betaaldienstagent is tevens een woonadres, gelegen op een bedrijfsterrein of wordt door vele andere bedrijven gebruikt als vestigingsadres.
  • Het niet publiekelijk bekend zijn dat een bedrijf fungeert als betaaldienstagent, bijv. door het ontbreken van zichtbaarheid aan de buitenkant van het pand.
  • Het storten van geld door verschillende personen aan dezelfde begunstigde.
  • Een klantenbestand waarbij veel personen niet uit de directe omgeving komen.
  • Het aanbieden van geldtransferdiensten door aangesloten te zijn bij meerdere providers.
  • Vaak en/of snel wisselen van provider door een betaaldienstagent.
  • Wisselen van geld voor debitcards, bitcoins, cheques, diverse valuta of 500 euro biljetten.
  • Het verrichten van veel binnenlandse money transfers.
  • Het hebben van een Nederlands pinapparaat op naam van een betaaldienstagent in het buitenland.

Bestuurlijk signaal

De resultaten van het onderzoek van Wichers Schreur en een analyse van het landelijk project van de Politie zijn beschreven in een bestuurlijk signaal. Dit bestuurlijk signaal zal medio 2018 door de politie worden aangeboden aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

In dit rapport zijn meerdere aanbevelingen opgenomen. Een aanbeveling is het voeren van een (Europese) registratie van betaaldienstagenten. Private partijen, banken en (financiële) instellingen kunnen hun toezichtstaak en screeningsmiddelen gerichter en effectiever inzetten indien er duidelijkheid is over het bestaan van betaaldienstagenten. Een tweede aanbeveling is het toepassen van vestigingsbeleid voor providers en betaaldienstagenten, zodat vestigingsomstandigheden - zoals bedrijfseconomische sterkte, samenhang van een gebied, dichtheid van betaaldienstagenten en type shop – kunnen worden meegenomen bij het toewijzen van nieuwe aanvragen van betaaldienstagenten.


[1] Zie bijvoorbeeld https://www.nrc.nl/nieuws/2017/10/24/politie-doet-landelijk-controles-bij-geldtransactiekantoren-a1578476 en https://www.ad.nl/rotterdam/grootschalige-actie-bij-32-geldtransactiekantoren-in-het-hele-land~a30c9400/.
[2] Artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
[3] http://www.toezicht.dnb.nl/2/50-235557.jsp.
[4] FATF (2016), Guidance for a Risk-Based Approach for Money or Value Transfer Services, FATF, Paris www.fatf-gafi.org/publications/fatfrecommendations/documents/rba-money-or-value-transfer.html.
[5] De betaaldienstagent moet genotificeerd zijn bij de toezichthouder in het land waar de provider een vergunning heeft.
[6] Hawala is bijvoorbeeld een eeuwenoud systeem dat o.a. uit de omgeving van Pakistan en India komt.
[7] http://www.toezicht.dnb.nl/2/50-224483.jsp en http://www.toezicht.dnb.nl/2/50-235590.jsp.
[8] In Nederland stonden betaaldienstagenten rechtstreeks onder het toezicht van DNB. Met de inwerkingtreding van PSD1 heeft de toezichthouder geen invloed meer op de aanstelling van nieuwe (buitenlandse) betaaldienstagenten.
[9] A. Wichers Schreur, ‘Risico’s op witwassen en ondergronds bankieren in de Nederlandse MTO-sector’, afstudeerrichting Financiële Recherchekunde, augustus 2015.
[10] Smurfen is het opknippen van een geldbedrag naar kleinere bedragen om de objectieve meldgrens op grond van de Wwft te ontduiken.
[11] Verdere resultaten van het onderzoek van A. Wichers Schreur zijn beschreven in het Bestuurlijk signaal dat medio 2018 wordt aangeboden aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
[12] Zie artikel 1 lid 1 onder a sub 18, 19 en 20 Wwft.
[13] A. Wichers Schreur, ‘Risico’s op witwassen en ondergronds bankieren in de Nederlandse MTO-sector’, afstudeerrichting Financiële Recherchekunde, augustus 2015.

Deel deze pagina