Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Tenlastelegging eenvoudig witwassen

ECLI:NL:RBNNE:2023:337

In deze zaak is witwassen maar geen eenvoudig witwassen ten laste gelegd. De rechtbank komt tot een ontslag van alle rechtsvervolging omdat het witwasvoorwerp afkomstig is uit eigen misdrijf. Het is immers vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden aangemerkt (kwalificatieuitsluitingsgrond).

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit ook niet kan worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen ex artikel 420bis.1 Sr, nu in de tenlastelegging niet expliciet wordt gesproken van een ‘eigen’ misdrijf. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 420bis.1 Sr volgt dat het delict is bedoeld als een nieuwe, en derhalve op zichzelf staande strafbepaling.

Zie met betrekking tot deze materie ook het overzichtsarrest van de Hoge Raad ECLI:NL:HR:2016:2842, waarin wordt ingegaan op de verhouding witwassen-eenvoudig witwassen. De Hoge Raad gaat daar in op het alternatief of subsidiair ten laste leggen van eenvoudig witwassen.

Op deze pagina