Verjaringstermijn witwassen
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 6 juli 2021: ECLI:NL:GHSHE:2021:2066
In deze zaak gaat het om de vraag of het feit schuldwitwassen is verjaard. De verjaringstermijn voor schuldwitwassen is 6 jaren, te rekenen vanaf de dag na die waarop het feit is gepleegd. Op grond van art. 72 Sr is de absolute verjaringstermijn (na stuiting van de verjaring) twee maal de voor het misdrijf geldende verjaringstermijn, in dit geval dus 12 jaren. De verjaringstermijn is hier aangevangen op 5 februari 2009 (de dag na de tenlastegelegde periode). Dit betekent dat het feit schuldwitwassen in de onderhavige strafzaak is verjaard, omdat het recht tot strafvordering ook in geval van stuiting door een daad van vervolging is vervallen op 5 februari 2021 (12 jaar later). Hiernaast was ook opzetwitwassen tenlastegelegd. Verdachte is hiervan vrijgesproken. Hoewel dit feit niet is verjaard, kon volgens het hof niet worden bewezen dat verdachte wist dat het geld van misdrijf afkomstig was.
Voor verjaring kan het soort witwashandeling dat ten laste is gelegd een groot verschil maken. Zo geldt voor opzettelijk witwassen een verjaringstermijn van 12 jaar en dus een absolute verjaringstermijn van 24 jaar. Voor gewoontewitwassen is dat 20 jaar met een absolute verjaringstermijn van 40 jaar, aangezien daar een gevangenisstraf van acht jaren op is gesteld
(art. 70 lid 1 onder 4 Sr).