Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Vrijspraak witwassen woonwagenbouwer

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 3 maart 2022: ECLI:NL:RBZWB:2022:1056

Naar aanleiding van TCI-informatie dat verdachte een woonwagen zou laten bouwen met opbrengsten uit hennephandel kwam verdachte in beeld. Een deel van de woonwagen betaalde hij cash en een deel via de bank. Omdat er geen bewijs is voor een aanwijsbaar gronddelict, wordt het stappenplan door de rechtbank doorlopen. De aankoopsom van de woonwagen (€70.000,-) staat niet in verhouding tot de inkomens- en vermogenspositie van verdachte. Ten aanzien van een bedrag van €41.000,- oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van een witwasvermoeden, omdat verdachte dit geld heeft ontvangen aan schadevergoeding van de gemeente. Dat de biljetten waar verdachte de woonwagenbouwer mee heeft betaald niet overeenkomen met de biljetten die door de woonwagenbouwer zijn afgestort doet er niet aan af volgens de rechtbank. Er is geen nader onderzoek gedaan naar de inhoud van de kas van de woonwagenbouwer en dus kan niet worden vastgesteld met welke coupures de verdachte heeft betaald en of de woonwagenbouwer ook exact die coupures heeft afgestort. Ten aanzien van het restant van de aanbetaling is er volgens de rechtbank wél sprake van een witwasvermoeden, omdat de inkomens- en vermogenspositie van verdachte zo’n hoog bedrag niet kan verklaren. Ditzelfde geldt voor het bedrag dat bij verdachte in contanten is aangetroffen. Vanwege dit witwasvermoeden mag er een verklaring van verdachte worden verlangd die concreet en verifieerbaar is.

Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij het geld heeft geleend en heeft een geldleningsovereenkomst overgelegd om dit te onderbouwen. Een klein deel is via een mondelinge overeenkomst geleend. Het geld dat bij hem is aangetroffen was van zijn moeder. Om dit te onderbouwen heeft verdachte een screenshot van de bankrekening van zijn moeder, een dag voor de zitting overgelegd. Volgens de officier van justitie blijkt hieruit niet dat dit de rekening van de moeder betreft. Het OM ziet geen aanleiding om (een aanhoudingsverzoek te doen om) de stukken nader te onderzoeken. Volgens de rechtbank kan weliswaar niet worden vastgesteld dat het de bankrekening van moeder betreft, maar bestaan er wel aanwijzingen voor. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat verdachte, zij het pas ter zitting, voor beide geldbedragen een concrete verifieerbare verklaring heeft gegeven. Nu nader onderzoek door het OM is nagelaten, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Daarom wordt verdachte vrijgesproken.

Overgelegde stukken door de verdediging ter onderbouwing van een verklaring moeten veelal worden onderzocht door het Openbaar Ministerie. Het nalaten hiervan kan resulteren in een vrijspraak. Bijzonder aan deze zaak is dat het late moment van verklaren op zitting, terwijl de verdachte zich bij verhoren op zijn zwijgrecht heeft beroepen, hier volgens de rechter geen  reden is om te concluderen dat de verklaring niet (concreet en) verifieerbaar is. Zie in dit verband de conclusies uit de rechtspraak over verklaringen dat het geld afkomstig is uit een lening en het moment van verklaren in het AMLC stappenplan rechtspraak product (inloggen vereist, het product is alleen toegankelijk voor publieke partners). Nog geen inloggegevens? Registreren kan hier.

Op deze pagina