Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

6-stappenplan is EVRM-proof

Het AMLC heeft vaak de vraag gekregen of toepassing van het 6-stappenplan van het Gerechtshof Amsterdam in witwaszaken niet in strijd is met verschillende rechtsbeginselen. Bijvoorbeeld: mag van een verdachte onder bepaalde omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld? Is dit niet in strijd met het zwijgrecht? Naar aanleiding van een Belgische witwaszaak is hierover sinds mei 2017 een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

De Nederlandse Zschüschen opent in maart 2003 een bankrekening in België en stort daar binnen twee maanden in vijf transacties een totaalbedrag van 75.000 euro. Zschüschen heeft drugsantecedenten en geen inkomen (in Nederland). Er wordt een witwaszaak tegen hem gestart in België. In eerste instantie verklaart hij dat het geld is verdiend met niet gefiscaliseerd (zwart) werk gedurende 4 jaar. Hij wil geen namen van werkgevers noemen. Vervolgens beroept hij zich gedurende het gehele proces op zijn zwijgrecht.

In 2006 wordt Zschüschen in België veroordeeld tot 10 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, 5.000 euro boete en confiscatie van de 75.000 euro.

Beroep van Zschüschen op het EVRM
Zschüschen beroept zich bij het EHRM allereerst op artikel 6, lid 1 en 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en specifiek op de schending van het recht op een eerlijk proces, onschuldspresumptie en zwijgrecht. Dat het gronddelict niet gespecificeerd is tijdens het proces, zou een schending van zijn verdedigingsrechten opleveren, alsmede een schending van het recht om onverwijld geïnformeerd te worden over de beschuldiging. Er wordt daarnaast dus ook een beroep gedaan op artikel 6, lid 3 sub a van het EVRM.

Zschüschen wordt door het EHRM op geen van de punten in het gelijk gesteld.

Waarom Zschüschen ongelijk kreeg van het EHRM
Artikel 6, lid 1 en 2 (eerlijk proces en onschuldpresumptie)
Zschüschen heeft volgens het EHRM een vage en niet-overtuigende verklaring voor de herkomst van het geld gegeven, en wilde daar geen nadere vragen over beantwoorden. De Belgische rechter heeft die weigering om te verklaren over de herkomst van het geld meegewogen in de conclusie dat het geld van misdrijf afkomstig was. Dit levert volgens het EHRM geen strijd op met het EVRM (recht om te zwijgen en recht om jezelf niet te belasten), nu er ook ander bewijs in deze zaak was.

Dit zou alleen anders zijn als het eindoordeel volledig of voor het overgrote deel gebaseerd was op dat zwijgen. In deze zaak waren de feiten en omstandigheden dusdanig dat het zwijgen het bewijs dat er al lag alleen maar bevestigde. Meegewogen werd dat het niet ingewikkeld zou moeten zijn voor Zschüschen om zijn verklaring over de herkomst van het geld te onderbouwen. De conclusies die zijn getrokken uit zijn weigering om te verklaren zijn niet unfair of onredelijk, maar ingegeven door gezond verstand.

Artikel 6, lid 3 (a) (onverwijlde informatie over beschuldiging)
Het EHRM stelt dat verdachte in lijn met de Belgische wetgeving voldoende op de hoogte was van het verwijt dat hem werd gemaakt, gezien de begrijpelijke en gedetailleerde beschrijving van de verdachte transacties en de juridische duiding witwassen. Hierdoor wist Zschüschen waartegen hij zich moest verdedigen.

Bevestiging van het 6-stappenplan
Het EHRM merkt verder op – en dit is ook voor de Nederlandse situatie relevant – dat uit art. 6, lid 3 onder a niet de verplichting voortvloeit om het specifieke gronddelict te omschrijven in de tenlastelegging. Het gronddelict waarmee het geld verkregen is, is bij witwassen immers niet de kern van het verwijt.

De uitspraak bevestigt dus dat de Nederlandse aanpak van witwaszaken waarin het 6-stappenplan wordt toegepast niet in strijd is met het EVRM.


Op deze pagina