Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Bewaarplicht Wwft en ontneming

Rechtbank Amsterdam 16 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1460
Ontnemingsvordering: ECLI:NL:RBAMS:2023:2596

Een meubelwinkel heeft niet voldaan aan meerdere verplichtingen uit de Wwft: het doen van cliëntonderzoek en het melden van ongebruikelijke transacties.

De meubelwinkel wordt ook verweten dat de gegevens van het cliëntonderzoek niet bewaard zijn. Dit wordt ook bewezenverklaard, maar:

Net als de verdediging vindt de rechtbank dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor de bewezenverklaarde schending van de bewaarplicht. De verplichting uit de Wwft betreft feitelijk het bewaren van de gegevens die door het cliëntenonderzoek zijn verkregen. Als aan de verplichting tot het doen van cliënten-onderzoek niet is voldaan, zijn er dus ook geen gegevens die bewaard kunnen worden. Hieruit volgt dat de bewaarplicht van artikel 33 alleen geldt voor instellingen die wél hebben voldaan aan de identificatie- en verificatieplicht van artikel 3.

Dus het niet bewaren is wel bewezen maar niet strafbaar.

Door de rechtbank is een ontnemingsvordering toegewezen. Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is bedoeld om de financiële positie van veroordeelde zoveel mogelijk te herstellen in de positie waarin zij zou hebben verkeerd als zij geen strafbare feiten zou hebben gepleegd. Dit vanuit de gedachte dat misdaad niet mag lonen.

Hoe is in deze zaak het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend?

De berekening is gebaseerd op de brutowinstmarge per jaar over de ontvangen contante transacties van € 15.000 of meer (waarbij dus geen cliëntonderzoek is verricht) min de af te dragen omzetbelasting per jaar. Van dat bedrag wordt vervolgens nog eens 10% afgehaald.  De rechtbank vindt het namelijk aannemelijk dat 'een deel' van de transacties ook zouden hebben plaatsgevonden als veroordeelde wél een cliëntenonderzoek zou hebben verricht. Om die reden vindt de rechtbank het niet redelijk om de winst op alle 'foute' transacties te ontnemen. De rechtbank bepaalt daarom naar redelijkheid dat veroordeelde 10% van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet hoeft terug te betalen.

Het ontnemingsvonnis is nog niet onherroepelijk.

Op deze pagina