Schuldwitwassen bij afstaan pinpas?
Publicatiedatum 02-09-2025, 10:47 |
Parket bij de Hoge Raad, 27 mei 2025, ECLI:NL:PHR:2025:661
De verdachte in deze zaak heeft zijn pinpas en pincode verstrekt aan een kennis in ruil voor € 50. Korte tijd later werd op zijn rekening een bedrag van € 9.958 gestort, afkomstig van een slachtoffer van telefonische fraude. Dit bedrag werd vrijwel direct daarna contant opgenomen door een ander dan de verdachte.
De verdachte ontkende betrokkenheid bij de fraude, maar erkende wel dat hij zijn rekening beschikbaar had gesteld. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen, omdat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld crimineel was verkregen.
De verdediging voert in cassatie aan dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte het geld heeft “verworven” en “voorhanden heeft gehad”. Er is immers niet vastgesteld dat de verdachte enige feitelijke zeggenschap over het geld heeft gehad. Daarnaast werd aangevoerd dat het hof de mate van onachtzaamheid ten onrechte als “grof” heeft aangemerkt.
De AG wijst bij de beantwoording van de eerste deelklacht op vaste jurisprudentie over het “verwerven” en “voorhanden hebben”, waaruit blijkt dat feitelijke zeggenschap vereist is. In deze zaak blijkt uit het dossier dat de verdachte zijn pinpassen had afgestaan en dus zelf niet over de rekening beschikte tijdens de transacties. Er zijn ook geen aanwijzingen dat hij via een andere weg, zoals internetbankieren, zicht of controle had op de betaalstromen. Daarom is de bewezenverklaring van zowel het verwerven als het voorhanden hebben van het geld onvoldoende gemotiveerd.
De AG haalt in zijn overweging over het “verweven en voorhanden hebben” vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan, waaronder de volgende uitspraken:
HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:222
In deze zaak had een verdachte zijn bankpas met pincode afgestaan aan een onbekende. Geld werd op zijn rekening gestort en vrijwel direct daarna opgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte feitelijke zeggenschap had over de transacties, en dat dus niet bewezen kon worden dat hij het geld had verworven of overgedragen. Het hof had bovendien niet vastgesteld of de verdachte op enige andere wijze betrokken was bij de geldstromen.
HR 26 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC9539
In deze zaak werd geoordeeld dat het enkele kortstondig in bezit hebben van een goed dat direct weer moest worden teruggegeven (in ruil voor een kleine vergoeding) niet gelijkstaat aan "verwerven". De verdachte had geen beschikkingsmacht, maar slechts feitelijk tijdelijk houderschap ten behoeve van een ander.
De tweede deelklacht ziet op het oordeel dat de verdachte niet heeft gehandeld met de vereiste voorzichtigheid, nu hij zijn rekening en pinpas ter beschikking heeft gesteld aan iemand die hij zes maanden kende via zijn werk in een pizzeria. Deze persoon had verteld dat hij ging verhuizen en onder bewind stond; het geld dat zijn broertje zou overmaken voor de verhuizing kon daarom niet via zijn eigen rekening lopen. Dit zou dan direct worden ingenomen door de bewindvoerder. Gezien deze omstandigheden volgt de AG het oordeel van het hof.
De AG is op basis van het bovenstaande van oordeel dat niet aan alle bestanddelen van schuldwitwassen is voldaan, namelijk het verwerven of voorhanden hebben. De conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak en terugverwijzing naar het hof.
Recent publiceerden wij ook een andere uitspraak over een verdachte die haar pinpas en pincode had afgegeven, maar hier was er wel sprake van beschikkingsmacht. In die zaak volgde dan ook een veroordeling voor schuldwitwassen.
Let in dit soort zaken dus goed op de eventuele toegang/zeggenschap die een verdachte nog heeft over de betaalrekening.