Geld afkomstig uit eigen opiumwetdelict
Parket bij de Hoge Raad, 6 december 2021: ECLI:NL:PHR:2021:1103 en ECLI:NL:HR:2021:1689
In deze zaak is de verdachte door het hof veroordeeld wegens het voorhanden hebben van geldbedragen afkomstig uit misdrijf. Verdachte is van mening dat het geld direct afkomstig is uit eigen misdrijf (hennepteelt) en dat daarmee de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. Het hof heeft het verweer van verdachte afgewezen en daarom is er cassatie ingesteld. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte zonder motivering (art. 81 Wet RO). De PG gaat er in zijn conclusie wel op in. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het bij hem aangetroffen contante geld afkomstig is uit eigen criminele activiteiten met een verwijzing naar een eerdere veroordeling m.b.t. voorbereidingshandelingen van hennepteelt. Volgens het hof is er dan geen sprake van een witwasvoorwerp dat direct uit eigen misdrijf afkomstig is. De verdachte had met voldoende concretisering moeten aanvoeren dat het geld direct uit eigen misdrijf afkomstig is. Een stuk waarmee wordt aangetoond dat hetzelfde (d.w.z. een even groot) contante geldbedrag betrokken is geweest bij een ander strafbaar feit waarvoor verdachte is veroordeeld, is daarvoor een te weinig concrete onderbouwing. Dit zegt immers niets over de herkomst van dat geld. Dit zou anders zijn als het geldbedrag bijvoorbeeld betrokken was geweest bij een veroordeling voor diefstal.
De stelling dat een voorwerp afkomstig is uit eigen misdrijf, zonder nadere onderbouwing en voldoende concretisering, betekent niet dat er aangenomen moet worden dat het om een eigen misdrijf gaat. De kwalificatie-uitsluitingsgrond is dan niet van toepassing. Deze conclusie is in lijn met andere jurisprudentie over de kwalificatie-uitsluitingsgrond (ECLI:NL HR:2015:1655, ECLI:NL:HR:2015:3028 en ECLI:NL:HR:2017:3020). Klik op deze link voor een opsomming van de Hoge Raad van gevallen waarin het voor de hand ligt dat er sprake is van een eigen misdrijf.