Lening als verklaring voor herkomst geld
Hoge Raad 10 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1153
Bij witwassen draait het altijd om een voorwerp dat afkomstig is uit enig misdrijf. Bij een witwasvermoeden mag van de verdachte worden verwacht dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit witwassen afkomstig is. Die verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
In deze zaak oordeelt de Hoge Raad over de motivering van het hof van het oordeel dat geen sprake is van een concrete verklaring van de verdachte over de herkomst van het vermogen.
Het hof heeft gewoontewitwassen voor een bedrag van 69.454 euro bewezenverklaard. Tijdens de terechtzitting had de verdediging aangevoerd dat de verdachte een lening is aangegaan bij een financieringsmaatschappij voor 25.000 euro ‘in de loop van de ten laste gelegde periode’. Ter onderbouwing was een incassobrief van een gerechtsdeurwaarder overlegd waarin staat dat een bedrag van 37.840 euro verschuldigd is met vermelding ‘financieringsmaatschappij / naam verdachte’ en dossiernummer.
Het hof heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de incassobrief niet kan worden opgemaakt dat de betreffende lening ‘voorafgaand’ aan de te verantwoorden uitgaven is aangegaan. Door de verdediging is cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
Het oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat het standpunt van het Hof ‘niet zonder meer begrijpelijk is’. De incassobrief geeft concreet aan wat de herkomst is van een gedeelte van de ten laste gelegde geldbedragen. Daarnaast heeft het Hof ook niet gemotiveerd waarom er onvoldoende concrete aanknopingspunten bestaan voor het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te verrichten naar de totstandkoming van de geldlening bij de financieringsmaatschappij.
Met betrekking tot dit onderdeel slaagt het cassatiemiddel. De uitspraak van het Hof wordt voor dit onderdeel vernietigd. De zaak wordt weer terugverwezen naar het Hof.