Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Toetsingskader zes-stappenplan

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte veroordeeld voor het witwassen van verschillende geldbedragen. Tegen deze uitspraak ging verdachte in cassatie.  Verdachte klaagt dat niet bewezen kan worden dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben. Voor het toetsen van de criminele herkomst heeft het hof het zes-stappenplan toegepast. Verdachte had aanzienlijke geldbedragen uitgegeven terwijl hij geen legale inkomstenbron had. Dit heeft volgens het hof tot een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen geleid. Verdachte heeft (wisselende) verklaringen afgelegd over de herkomst van de geldbedragen die hij onderbouwd heeft met onderliggende stukken. Uit nader onderzoek bleek dat hij geen specifieke, controleerbare of verifieerbare stukken heeft overlegd. Ook zouden dezelfde stukken ten grondslag liggen aan meerdere aankopen en stroken de stukken niet met de tijdlijn van de verschillende aankopen. Uit de bewijsvoering volgt dat de verklaring van verdachte niet aannemelijk is.

De verdediging klaagt onder andere dat het hof een te hoge maatstaf zou hebben gebruikt door te overwegen dat “de door verdachte overgelegde stukken niet toereikend zijn om een legale herkomst van de uitgegeven gelden vast te stellen”. De AG van het Parket bij de Hoge Raad stelt dat het hof niet oordeelt dat het aan verdachte is om de legale herkomst aan te tonen, maar dat ook nadat onderzoek is verricht naar de stukken, de verklaring als niet aannemelijk terzijde kon worden geschoven. Dat de verklaring van de verdachte aanleiding gaf tot nader onderzoek maakt dat niet anders. Er is dus geen sprake van een omkering van de bewijslast. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof zonder nadere motivering (artikel 81 RO).

Parket Hoge Raad, 23 januari 2018

ECLI:NL:PHR:2018:190

Op deze pagina