Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Valsheid in geschrift en witwassen

Hoge Raad, 12 oktober 2021: ECLI:NL:HR:2021:1491

De verdachte in deze zaak was in dienst bij het bedrijf van haar vader dat (op papier) bedden en matrassen verkocht. Zij had twee maanden na haar indiensttreding een hypothecaire lening aangevraagd met overlegging van een werkgeversverklaring, salarisstrook en een schenkingsovereenkomst. Op grond van die documenten verstrekte de bank haar een lening van €137.000, die vervolgens werd aangewend voor de aanschaf van een woning. Het bedrijf bleek echter een façade met het doel om criminele contante gelden wit te wassen. Volgens het hof was de verdachte fictief bij het bedrijf gaan werken met het enkele doel een ‘wit’ salaris te ontvangen om een hypotheek aan te vragen. Er werd verschillend verklaard over de bezigheden van verdachte in het bedrijf, in de administratie was geen enkele verkooptransactie door haar geregistreerd en zij zou ook geen administratiewerkzaamheden hebben verricht. De door verdachte overgelegde salarisstrook en de werkgevers­verklaring werden daarom als valse geschriften aangemerkt. Het hof veroordeelde de verdachte daarom wegens het gebruikmaken van deze valse geschriften (art. 225 lid 2 Sr). In het verlengde daarvan kwam het hof tot het oordeel dat de salarisbetalingen die de verdachte had ontvangen van het bedrijf middellijk (indirect) het gevolg waren van de hieraan ten grondslag liggende delicten, namelijk valselijk opgestelde salarisspecificaties en een vals dienstverband. Zij werd daarom tevens veroordeeld wegens het witwassen van die ontvangen geldbedragen.

De Hoge Raad is het daar niet mee eens en verwijst naar eerdere rechtspraak, waarin al was geoordeeld dat een voorwerp slechts als ‘van misdrijf afkomstig’ kan worden aangemerkt, indien het afkomstig is van een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de witwasgedragingen. Voorwerpen met behulp waarvan een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor ‘afkomstig’ uit enig misdrijf, aldus de Hoge Raad. De bewezenverklaring van witwassen kan daarom in deze zaak geen stand houden.

In onze nieuwsbrieven en op onze website schreven wij eerder al over het causale verband tussen het gronddelict valsheid in geschrift en witwassen (klik hier en klik hier voor een toelichting op de genoemde eerdere rechtspraak). Om vast te kunnen stellen dat een voorwerp afkomstig is van misdrijf, moet daaraan voorafgaand een misdrijf zijn begaan waar het voorwerp een gevolg van is. Tussen het gronddelict en het voorwerp dient met andere woorden een causale relatie te zijn. Die relatie is niet aanwezig als de valsheid in geschrift een middel is om de wederrechtelijke herkomst van het voorwerp te verdoezelen, maar daar niet aan voorafgaat. In dit geval had de stappenplan aanpak uitkomst kunnen bieden. Het hof had dan de betalingen door het bedrijf aan verdachte kunnen aanmerken als van misdrijf afkomstig, zonder te concretiseren uit welk misdrijf. Zie voor een uitgebreid commentaar de annotatie van Wouter de Zanger over dit arrest in het Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving.

Klik hier voor een overzicht van relevante jurisprudentie over valsheid in geschrift als gronddelict voor witwassen.

Op deze pagina