Zwijgrecht accountant
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 7 september 2021: ECLI:NL:CBB:2021:857
In deze tuchtzaak heeft het OM een klacht ingediend tegen een accountant vanwege het onterecht afgeven van een goedkeurende controleverklaring en het niet tijdig doen van een melding ongebruikelijke transacties bij de FIU. In de procedure bij de accountantskamer heeft de accountant geen inhoudelijk verweer gevoerd, vanwege de vrees dat zijn verklaring in de tuchtzaak tegen hem zou worden gebruikt in zijn strafzaak. Volgens de accountantskamer staat het de accountant vrij om geen inhoudelijk verweer te voeren, maar dat neemt niet weg dat hij de verwijten dan niet heeft weersproken. De klacht van het OM wordt vervolgens gegrond verklaard in alle onderdelen.[1] In hoger beroep voert de accountant aan dat hij twee keer voor hetzelfde feit wordt veroordeeld, omdat het strafrecht in de vorm van het beroepsverbod eenzelfde sanctie kent als het tuchtrecht in de vorm van doorhaling. Volgens de accountant omzeilt het OM hiermee het nemo tenetur-beginsel door een tuchtklacht in te dienen. Het college geeft aan dat het OM heeft onderkend dat een accountant bij samenloop van een strafrechtelijke en tuchtrechtelijke procedure in conflict kan komen met het in het strafrecht geldende nemo-teneturbeginsel. Naar aanleiding van de vrees van de accountant voor doorbreking van zijn zwijgrecht indien hij in de tuchtzaak verweer zou voeren heeft het OM in een brief verklaard dat de verklaring niet zou worden gevoegd in de strafzaak. Dat is volgens het college onvoldoende, omdat de brief slechts ziet op het niet in de lopende strafzaak voegen van verklaringen in de tuchtprocedure. Pas ter zitting in hoger beroep heeft het OM voor het eerst ondubbelzinnig de toezegging gedaan dat de uitspraken in de tuchtzaak niet terecht zullen komen in het strafdossier. Naar aanleiding daarvan heeft de accountant aangegeven alsnog te willen verklaren in de tuchtzaak. Het college is van oordeel dat de accountant hiertoe in de gelegenheid moet worden gesteld en verwijst de zaak naar de accountantskamer.
Het nemo tenetur-beginsel houdt in dat een verdachte in een strafzaak niet gedwongen mag worden om mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Dit beginsel geldt alleen als er sprake is van een criminal charge als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en daar is hier geen sprake van. Samenloop tussen het strafrecht en tuchtrecht is aanvaardbaar. Ook als het OM de tuchtklacht heeft ingediend. Er is geen sprake van een omzeiling van het nemo tenetur-beginsel, maar vanwege het ontstane conflict met dit strafrechtelijk beginsel is een ondubbelzinnige toezegging van de zijde van het Openbaar Ministerie dat de verklaringen niet in het strafdossier zullen worden opgenomen kennelijk op zijn plaats.
[1] Vanwege een omvangrijke en structurele geldstroom zonder facturen of schriftelijke contractuele verplichtingen, een lening aan de bestuurder en een andere entiteit zonder zekerheden had de accountant aanleiding moeten zien voor het doen van een melding bij FIU. Daarnaast was er geen deugdelijke grondslag voor de afgegeven controleverklaringen.