Een les in het causale verband bij hypotheekfraude en witwassen
Publicatiedatum 20-11-2025, 16:50 |
Parket bij de Hoge Raad, 9 september 2025, ECLI:NL:PHR:2025:942
De AG bij de Hoge Raad geeft advies over een echtpaar dat zich volgens het hof Amsterdam schuldig maakt aan medeplegen van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. Interessant is dat de AG in gaat op het verschil in het causale verband bij oplichting en bij gewoontewitwassen.
De verdachte is samen met zijn echtgenote betrokken bij de aankoop van een woonboerderij. Om de financiering daarvan rond te krijgen worden valse documenten overgelegd, waaronder een arbeidsovereenkomst en een werkgeversverklaring die zijn voorzien van handtekeningen en gegevens die niet overeenkomen met de werkelijkheid. Deze stukken worden gebruikt om een hypotheek van € 450.000 te verkrijgen.
Ten aanzien van het gewoontewitwassen komt eerst aan de orde dat in de bewezenverklaring van het hof het bestanddeel “weten dat de goederen uit misdrijf afkomstig zijn” ontbreekt. De conclusie luidt dat dit een kennelijke verschrijving is omdat uit de motivering blijkt dat het hof dit element wel heeft aangenomen.
Vervolgens wordt in gegaan op het verschil in het causale verband bij oplichting en gewoontewitwassen. De verdachten zijn vrijgesproken van oplichting, omdat een aangifte van de hypotheekverstrekker ontbreekt. Hierdoor kan niet worden vastgesteld in hoeverre deze door de verdachten is bewogen om de hypotheek te verstrekken, wat wel een vereiste is voor opzet bij oplichting. Het hof heeft wel geoordeeld dat de verdachte valselijke stukken heeft gebruikt bij het aanvragen van de hypotheek. De deelklacht richt zich op de vraag of voor het bewijs van witwassen met betrekking tot het causaal verband dezelfde eisen gelden als bij oplichting. De steller betoogt dat als het causaal verband tussen het gebruik van valse geschriften en de hypotheekverstrekking onvoldoende is voor oplichting, dit ook zou moeten gelden voor het witwassen van de verkregen hypotheek. Met andere woorden: als het causaal verband voor oplichting ontbreekt, zou dat ook het bewijs van witwassen moeten uitsluiten.
Volgens de AG verschillen de causaliteitsvereisten bij oplichting en witwassen wezenlijk van elkaar. Bij oplichting moet worden bewezen dat de verdachte iemand daadwerkelijk heeft bewogen tot een handeling met de door hem gebruikte middelen, zoals het verstrekken van een hypotheek door gebruik te maken van misleiding. Het is dus belangrijk dat iemand anders door de strafrechtelijke gedraging beïnvloed is. Bij witwassen ligt de nadruk op de herkomst van het voorwerp: het moet “afkomstig zijn uit enig misdrijf”. Het causale verband is daarnaast minder strikt; het voorwerp hoeft niet direct (onmiddellijk) voort te vloeien uit het misdrijf, zolang er maar een voldoende verband is. Dit verband mag ook middellijk zijn.
Daarnaast is het voor het causale verband van witwassen relevant om terug te kijken in de tijd, komt het voorwerp voort uit een daaraan voorafgaand misdrijf? Bij oplichting wordt juist gekeken naar de periode na de handeling. Heeft de handeling geleid tot het bewegen van iemand? In de besproken zaak volstaat het voor de veroordeling voor witwassen dat de hypothecaire lening van €450.000 als “afkomstig” uit de gebruikmaking van valse geschriften kan worden aangemerkt, ook al is niet bewezen dat de bank door die geschriften daadwerkelijk is bewogen tot het verstrekken van de lening. De rechtbank sprak vrij van oplichting wegens gebrek aan bewijs voor “bewegen”, maar dat staat een bewezenverklaring van witwassen niet per definitie in de weg.
De bewezenverklaring is volgens de conclusie toereikend gemotiveerd en de kwalificatie van de feiten door het hof juridisch juist. Advies aan de Hoge Raad is om het cassatieberoep te verwerpen.