Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Fictieve aandelenconstructie

Verdachte wilde in Nederland een contant geldbedrag van €140.000 opnemen. Dit bedrag is door een Zwitserse onderneming in twee transacties op zijn Nederlandse bankrekening gestort.  Volgens de rechtbank is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden, gezien de volgende drie omstandigheden:

  • Het fysiek vervoeren van contanten brengt aanzienlijke veiligheidsrisico’s met zich mee.
  • Verdachte wilde het geld in Nederland opnemen om het vervolgens mee te nemen naar   Litouwen waar hij woonachtig is. De rechtbank vindt dit opvallend nu uit onderzoek blijkt dat hij, in tegenstelling tot wat verdachte verklaard, ook een bankrekening in Litouwen heeft.
  • De twee transacties staan niet in verhouding tot andere transacties op verdachte zijn bankrekening. Nu sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen mag een verklaring worden verlangd voor de herkomst van het geld. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn aandelen in bedrijf X verkocht heeft aan de Zwitserse onderneming. Deze verklaring is volgens de rechtbank concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk.

De rechtbank buigt zich vervolgens over de vraag of de waardebepaling van de aandelen reëel is geweest. In een periode van zeven jaar is de waarde per aandeel gestegen van €28,96 naar een waarde bij verkoop van €1.000. Volgens de rechtbank is een waardestijging afhankelijk van vele factoren en kan daar niet zonder meer uit worden opgemaakt dat de aandelen opzettelijk verkocht zijn voor een prijs die sterk afwijkt van de werkelijke waarde. De verdediging heeft een rapport overgelegd dat zou aantonen dat de aandelen voor een reële prijs verkocht zijn. Het OM acht de waardering onbetrouwbaar nu het rapport dateert van 1,5 jaar later dan de verkoop, en gebaseerd is op ongecontroleerde gegevens die door de advocaat van verdachte zijn verstrekt. Dat deze gegevens afkomstig zijn van de advocaat is volgens de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat ze onjuist zijn. Bovendien geldt dat als het rapport niet zou deugen, ook niet kan worden vastgesteld wat de waarde van de aandelen dan wel is. Het OM heeft hier geen onderzoek naar gedaan.

Het OM heeft ook aangevoerd dat de Zwitserse onderneming een te laag eigen vermogen had ten tijde van de aankoop. Dit baseert het OM op het geplaatste en gestorte aandelenkapitaal van de onderneming. Het eigen vermogen bestaat echter ook uit de gereserveerde winst. En het gehele vermogen van de onderneming kan ook uit vreemd vermogen bestaan, wat doorgaans wordt aangetrokken bij derden. Uit het enkele feit dat de onderneming de koopprijs heeft kunnen overmaken blijkt dat zij over voldoende vermogen beschikte, aldus de rechtbank.

De rechtbank concludeert dat er geen grond is om aan te nemen dat sprake is geweest van een fictieve aandelentransactie. Het geld dat verdachte heeft opgenomen heeft dus een legale herkomst. Verdachte wordt vrijgesproken van witwassen.

Rechtbank Amsterdam, 15 februari 2018

ECLI:NL:RBAMS:2018:1055

Op deze pagina