Geld van een Pools autobedrijf

Publicatiedatum 02-09-2025, 10:14 | Jurisprudentie

Rechtbank Rotterdam, 09 juni 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:8226

In deze zaak heeft de verdachte voor het gevonden contante geld een verklaring gegeven, rijst de vraag of deze verklaring voldoende is geverifieerd door het Openbaar Ministerie.

Tijdens een verkeerscontrole op de snelweg werden onder de achterbank van een auto, bestuurd door de verdachte, zeven pakketten bankbiljetten aangetroffen met een totale waarde van € 62.800. Dit levert een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op.

De rechtbank past het stappenplan witwassen toe, maar stuit op de beperkte verificatie door het OM van de verklaring van de verdachte. Deze heeft namelijk wel een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Volgens hem zou het geld toebehoren aan het autobedrijf van zijn echtgenote in Polen, waar hij zelf ook werkzaam was. Het geld was deels afkomstig uit de verkoop van twee auto’s (€ 21.000 en € 16.000), en deels uit contante opnames van de bedrijfsrekening, die in Polen waren omgewisseld naar euro’s. Het geld was bedoeld voor de te openen vestiging in Nederland. Er zijn meerdere documenten overgelegd om aan te tonen dat het bedrijf over voldoende kapitaal beschikte om deze opnames te doen.

Het onderzoek dat het OM heeft uitgevoerd naar de verklaring was onvoldoende om de alternatieve herkomst van het geld te weerleggen. Daarbij is van belang dat er geen concreet vermoeden was van een verwervingsmisdrijf.

“Hoe algemener dat vermoeden, hoe minder eisen aan de verklaring van de verdachte mogen worden gesteld en hoe meer eisen moeten worden gesteld aan het onderzoek naar die verklaring.”

Deze uitspraak illustreert opnieuw dat toepassing van het stappenplan niet leidt tot een verschuiving van de bewijslast naar de verdachte. De verklaring hoeft geen sluitend bewijs te leveren van een legale herkomst, maar moet voldoende concreet, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk en verifieerbaar zijn.