Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Hoger beroep meldplicht accountant

College van Beroep voor het Bedrijfsleven, 19 mei 2020: ECLI:NL:CBB:2020:344

In 2015 werd een behangverkoper door het Openbaar Ministerie aangemerkt als hoofdverdachte in een geruchtmakende strafzaak rond de Cyprusroute. De behangverkoper werd ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan belastingfraude door vermogen uit een Nederlandse onderneming te halen en door te sluizen naar belastingparadijzen zoals Cyprus en de Britse Maagdeneilanden. De behangverkoper stelde dat zijn accountants (van een bekend kantoor) de Cyprusroute hadden opgesteld. Deze zaak tegen de behangverkoper is inmiddels geseponeerd.[1]

In 2018 nam de Accountantskamer een beslissing over de vraag of de topman en tevens eindverantwoordelijke van het accountantskantoor zich heeft gehouden aan de regels, waaronder het doen van een melding ongebruikelijke transacties van de Cyprus trustconstructie bij de FIU, zoals vereist door de Wwft. Gisteren, op 19 mei 2020, deed het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak in hoger beroep. De Accountantskamer oordeelde in eerste aanleg dat de accountant niet had mogen afgaan op het oordeel van collega fiscalisten binnen het eigen kantoor over de toelaatbaarheid van de Cyprus trustconstructie, omdat de accountant over onvoldoende controle-informatie beschikte. Hij had niet blindelings mogen vertrouwen op de juiste werking van de interne compliance- en kwaliteitsbeheersingsmechanismen. Het feit dat hem geen signalen bereikten dat de truststructuur niet door de beugel kon ontslaat hem niet van de plicht om als controlerend accountant zijn werk te doen door de concrete uitwerking en toepassing van de truststructuur nader te (laten) onderzoeken. Daarnaast had de accountant een Wwft-melding moeten doen naar aanleiding van de constructie die door zijn eigen collega van de fiscale tak van het kantoor is bedacht.

Het College van Beroep is het eens met de Accountantskamer dat de accountant een melding van de ongebruikelijke transactie had moeten doen. "Het feit dat de controlecliënt gebruik maakt of wenst te maken van een of meer tussengeschakelde, buitenlandse of aangekochte rechtspersonen of vennootschappen zonder dat daarvoor legitieme fiscale, juridische of commerciële redenen aanwezig zijn of lijken te zijn, is al een subjectieve indicatie dat sprake is van een ongebruikelijke transactie." Het College verwijst hierbij naar een eerdere uitspraak van 5 november 2015 (ECLI:NL:CBB:2015:363) en stelt dat de verplichting tot het doen van een melding op grond van de Wwft niet slechts bestaat wanneer er concrete aanwijzingen bestaan dat sprake is van witwassen of het financieren van terrorisme, maar dat iedere ongebruikelijke transactie behoort te worden gemeld.

Kortom: controlerend accountants mogen niet blindelings afgaan op adviezen van zelfs de meest deskundige fiscale collegae binnen het eigen kantoor wanneer er aanleiding is te twijfelen over de integriteit van die adviezen. Daarnaast zijn ze verplicht om een Wwft-melding te doen bij de FIU over dergelijke adviezen van collegae.

[1] https://fd.nl/ondernemen/1345416/om-beboet-advieskantoor-baker-tilly-voor-onjuiste-belastingaangiften

Op deze pagina