Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Medeplegen van witwassen; voorhanden hebben

De verdachte wordt verdacht van het witwassen van een waardevol horloge dat is buitgemaakt bij een gewapende overval. Verdachte heeft samen met medeverdachte geprobeerd dit horloge in een winkel in Rotterdam te verkopen, waarbij vooral de verdachte het woord voerde en onderhandelde met de winkelmedewerker. Dit blijkt uit de WhatsApp-conversatie tussen de medeverdachte en een derde. Het is onduidelijk of het horloge door de verdachte is verkocht.

De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. De verdachte zou het horloge nooit hebben gezien of vastgehouden, waardoor hij geen feitelijke beschikkingsmacht over het horloge heeft gehad. Er zou dus geen witwashandeling hebben plaatsgevonden. Daarnaast betoogt de raadsman dat van een voltooid feit geen sprake is. Het horloge is volgens de raadsman niet verkocht en derhalve kan ook niet van omzetting worden gesproken.

Het hof volgt de raadsman in zijn redenering dat niet is vast te stellen of het horloge door de verdachte is verkocht. Het bestanddeel omzetten kan hierdoor niet bewezen worden. Echter uit het bewijsmateriaal wordt door het hof afgeleid dat de verdachte wel degelijk het horloge voorhanden heeft gehad tijdens het bezoek aan de winkel. Dit zorgt ervoor dat wel degelijk sprake is van een witwashandeling. Het feit witwassen wordt door het hof dan ook bewezen geacht.

Je zou hier ook aan het ten laste leggen van heling kunnen denken, maar het nadeel daarvan is dat (voor de art. 416 lid 1 sub a Sr-variant) bewezen moet worden dat er ten tijde van het voorhanden krijgen van het goed wetenschap was omtrent de criminele herkomst.

Gerechtshof Amsterdam, 26-10-2020

ECLI:NL:GHAMS:2020:2802

Op deze pagina