Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Samengesteld handeling Wwft

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 15 juni 2025, ECLI:NL:CBB:2025:369

In deze zaak staat een accountskantoor centraal welke onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) valt. Het kantoor verleent administratieve en fiscale diensten aan een cliënt. Uit een eerder strafrechtelijk onderzoek blijkt dat de cliënt in iets meer dan een jaar tijd € 4.839.802 aan contanten bij de bank heeft gestort. Het gaat daarbij ook om 1210 coupures van € 500 en 650 coupures van € 200. De kern van het geschil is of het accountantskantoor deze informatie had moeten melden als een ongebruikelijke transactie bij de Financial Intelligence Unit (FIU).

De account heeft op een gegeven moment het arrest dat is gewezen naar aanleiding van het hierboven genoemde strafrechtelijke onderzoek samen met de cliënt doorgenomen. Vanaf dat moment was de accountant volgens BFT op de hoogte van de storting van de grote coupures. Er kon niet worden herleid uit welke transacties deze coupures voortkwamen. De accountant was verder destijds op de hoogte van de grote contante omzet (80% van de totale omzet) en de politie-inval bij de cliënt. Daarom ontstond er op het moment van doornemen van het arrest ook een wetenschap met betrekking tot de ongebruikelijke transactie. BFT stelt dan ook, onder verwijzing naar haar eigen leidraad, dat de accountant had moeten melden.

Het CBb volgt BFT in haar oordeel en stelt dat het kantoor inderdaad had moeten melden. Uit de MvT blijkt dat kennis van een samenstel van handelingen van een cliënt die de instelling ten behoeve van dienstverlening aan die cliënt heeft verkregen, voldoende is om dat samenstel van handelingen als een transactie in de zin van de Wwft aan te merken. Ook passieve betrokkenheid kan leiden tot een meldplicht. Zodra de instelling in het kader van haar dienstverlening kennisneemt van feiten die aanleiding geven tot een vermoeden van witwassen, is de meldplicht geactiveerd.

In deze zaak gaat het specifiek om de toepassing van de subjectieve indicator. Die houdt in dat een instelling moet melden als zij aanleiding heeft om te veronderstellen dat een transactie verband kan houden met witwassen of terrorismefinanciering. In dit geval vormen de combinatie van factoren – hoge contante omzetten, veelvoud aan grote coupures en onbekende herkomst van het geld – sterke indicatoren voor witwassen. Het verweer dat dergelijke betalingen in de branche of regio gebruikelijk zijn, wordt verworpen.

Belangrijk is dat voor de meldplicht geen bewijs van witwassen nodig is; een redelijk vermoeden volstaat. Het accountantskantoor beschikte over voldoende informatie om dat vermoeden te hebben. Het feit dat de informatie is verkregen uit een gerechtelijke uitspraak maakt dat niet anders. De wetgever heeft uitdrukkelijk bedoeld dat informatie die in het kader van de normale bedrijfsuitoefening wordt verkregen, meldplichtig kan zijn. De omstandigheid dat eiseres de aantallen coupures niet zelf heeft kunnen waarnemen of verifiëren doet aan deze wetenschap niet af.

Het College acht de overtreding ernstig en verwijtbaar. Dat het kantoor achteraf alsnog een melding heeft gedaan en verbetermaatregelen heeft genomen, doet daar niet aan af. Gezien de ernst van de overtreding en het belang van de meldplicht voor het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, is een bestuurlijke boete passend en geboden.

Deel deze pagina