Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Valsheid in geschrift als middel om te verhullen

Hoge Raad, 21 december 2021: ECLI:NL:HR:2021:1941

Wij schreven eerder over deze zaak in hoger beroep (ECLI:NL:GHSHE:2020:3260, Eurocenter) op onze website (klik hier). Verdachte bracht partijen bij elkaar voor een groot ontwikkelingsproject in Amsterdam en er werd door een van zijn bedrijven veel geld ontvangen, terwijl het bedrijf helemaal niets deed voor het bouwproject. Er waren aanwijzingen voor omkoping, oplichting en verduistering, maar er was geen bewijs aanwezig voor een specifiek gronddelict. Daarom werd door het hof het stappenplan toegepast. In cassatie wordt geklaagd dat het voorwerp niet afkomstig is uit enig misdrijf en dat het hof onterecht valsheid in geschrift heeft aangemerkt als gronddelict. De Hoge Raad verwerpt dit beroep, maar gaat er niet op in. De PG doet dat wel en komt tot dezelfde conclusie als de Hoge Raad. De PG overweegt dat er geen bewijs aanwezig is voor een specifiek gronddelict en oordeelt dat dat ook niet hoeft. Het hof heeft de valsheid in geschrift aangemerkt als middel om de aard van de geldbedragen te verbergen en te verhullen en niet als gronddelict (in tegenstelling tot wat de verdediging beweert). Het hof mocht aan de hand van het stappenplan tot een veroordeling wegens witwassen komen.

Er is in de praktijk regelmatig onduidelijkheid over de vraag wanneer valsheid in geschrift wel of niet als gronddelict kan worden gebruikt voor witwassen. Daarom heeft het AMLC een overzicht gemaakt van jurisprudentie hierover met een toelichting. Klik hier om het overzicht te raadplegen.

Op deze pagina