Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Geldezel: beschikking over het geld?

Hoge Raad 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:222

Verdachte in deze zaak is door gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeeld wegens schuldwitwassen van opbrengsten van fraude via Whatsapp. In cassatie wordt geklaagd dat de verdachte, een geldezel, geen beschikking had over het geld.

Het slachtoffer in deze zaak heeft geld overgemaakt naar een rekening van iemand die zich voordeed als zijn dochter. Het geld werd gestort op de rekening van verdachte, de geldezel, die zegt tegen een vergoeding zijn pinpas en pincode te hebben afgegeven aan twee jongens. Het geld is binnen een kwartier in vier pintransacties opgenomen van de bank.

Oordeel hof

Verdachte heeft aangegeven dat hij vermoedde dat er sprake was van witwassen of fraude. Het hof heeft geoordeeld dat verdachte het geld heeft verworven en overdragen door zijn pinpas en pincode af te geven.

Cassatiemiddel

In cassatie wordt aangevoerd dat uit het bewijs volgt dat verdachte uitsluitend zijn pinpas en pincode aan derden ter beschikking heeft gesteld en dat die derden het er vervolgens toe hebben geleid dat een geldbedrag op de bankrekening van de verdachte is gestort en in delen weer is opgenomen. De bewezenverklaring van schuldwitwassen zou onterecht zijn, omdat verdachte niet de beschikking zou hebben gehad over het geld dat op zijn bankrekening is gestort, nu hij niet meer de beschikking had over zijn bankpas. Daarom zou er geen bewijs zijn voor ‘verwerven’ en ‘overdragen’ van het geld.

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat verdachte een geldbedrag van 1875,57 euro heeft ‘verworven’ en ‘overgedragen’ niet toereikend is gemotiveerd.

“Uit de bewijsvoering volgt immers slechts dat, nadat de verdachte zijn pinpas en pincode had afgegeven aan twee jongens, in een kort tijdsbestek (van veertien minuten) het genoemde geldbedrag op zijn (zakelijke) bankrekening is gestort en weer met opeenvolgende pintransacties daarvan is opgenomen. Het hof heeft daarbij niet vastgesteld dat de verdachte bemoeienis heeft gehad met de in de bewijsvoering genoemde transacties die met gebruikmaking van die bankrekening hebben plaatsvonden en heeft ook niet anderszins nadere vaststellingen gedaan waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte binnen het genoemde tijdsbestek feitelijke zeggenschap had over de met het geldbedrag van 1875,57 euro verrichte transacties. Daaraan doet niet af dat, zoals het hof heeft overwogen, de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat er transacties plaatsvonden op zijn bankrekening, nu daaruit niet volgt dat de verdachte het geldbedrag van 1875,57 euro heeft verworven en overgedragen.”

De bewezenverklaring van de witwashandelingen ‘verwerven’ en ‘overdragen’ is hier door het hof niet toereikend gemotiveerd nu de feitelijke zeggenschap over het geld niet kan worden vastgesteld. In deze zaak is relevant dat verdachte op het station was en daar gedurende een kwartiertje zijn pinpas met code heeft afgegeven. In dat korte tijdsbestek is het geld gestort en opgenomen, zonder dat uit het bewijs is gebleken dat verdachte gedurende die tijd toegang had tot zijn rekening.

In dit soort zaken is het dus van belang om na te gaan of verdachte bijvoorbeeld kon internetbankieren via zijn telefoon om de feitelijke zeggenschap en daarmee de witwashandeling te kunnen bewijzen. Voor de zekerheid kan subsidiair medeplichtigheid aan witwassen ten laste worden gelegd.




Op deze pagina