Lening en door medeverdachte afgelegde verklaring
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij met anderen een schijnconstructie heeft opgezet voor de verkoop van vier grondpercelen op Aruba. Deze schijnconstructie zou er uit hebben bestaan dat verdachte met 2 anderen als bestuurder van drie Surinaamse stichtingen de grondpercelen kochten voor een bedrag van € 350.000,-. De betreffende grondpercelen zijn echter nooit geleverd, terwijl de koopsom wel is betaald. Hierbij zouden zij een valse koopovereenkomst hebben opgemaakt en gebruikt. Daarnaast zou verdachte nog € 180.000,- hebben overgemaakt onder de noemer van een lening, maar dit zou om een ‘fake-lening’ gaan (om het overmaken van het geldbedrag van een legale titel te voorzien).
De verdediging stelt dat er geen sprake is van een witwasvermoeden en dat het OM de zaak tegen verdachte niet had kunnen doorzetten nu een medeverdachte een verklaring over de herkomst van het geld heeft afgelegd (die zaak loopt nog) die (nog) niet door is onderzocht.
Grondpercelen
De rechtbank oordeelt dat er wel degelijk sprake is van een witwasvermoeden. Voor wat betreft de grondpercelen is relevant dat: er een ongedateerde koopovereenkomst is opgesteld voor percelen grond, waarvan de bestuurders van koper via Surinaamse stichtingen handelen, de koopsom van de percelen veel hoger is dan de werkelijke waarde, dat de koopsom van € 350.000,- rechtstreeks is betaald door Panamese offshore bedrijven vanaf Zwitserse bankrekeningen, dat de percelen vervolgens nooit zijn geleverd, terwijl de betaalde koopsom ook niet is teruggestort of –gevorderd en dat er een ontbindingsovereenkomst bestaat, die de verkoper zich niet kan herinneren. Verdachte moet met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld komen.
Lening
Ook hier is sprake van een witwasvermoeden. Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat er geen schriftelijke leenovereenkomst is opgesteld, dat er tot aan de dag van de doorzoeking geen rente- en aflossingsbetalingen hebben plaatsgevonden, dat er niet is gecorrespondeerd over leningen en dat een belangrijk deel van de lening een overboeking aan een NV betreft, terwijl een dergelijke lening in de bedrijfsboekhouding behoort te zijn vastgelegd. De rechtbank gaat er dan ook, net als de officier van justitie, van uit dat dit een schijnconstructie betreft in de vorm van een ‘fake-lening’. Verdachte moet met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld komen.
Verklaring medeverdachte
Het verweer namens verdachte dat door een medeverdachte al een afdoende verklaring is afgelegd, die niet of in onvoldoende mate door het Openbaar Ministerie is onderzocht, wordt verworpen. De omstandigheid dat een ander dan verdachte een verklaring heeft afgelegd, ontslaat verdachte zelf niet van zijn plicht om een verklaring af te leggen als hiervoor bedoeld.
Rechtbank Amsterdam, 23 april 2019