Onterecht niet gemeld door advocaat?
Publicatiedatum 02-09-2025, 9:04 |
Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, 23 december 2024, ECLI:NL:TADRSHE:2024:174
In deze zaak vinden erfgenamen ruim € 570.000 in contanten in de woning van de erflaters. Zij willen dit geld graag giraal maken en laten dit, vanwege veiligheidsrisico’s, doen door een professioneel geldtransportbedrijf. Aangezien dit bedrijf uitsluitend zaken doet met ondernemingen, besluiten de erfgenamen de hulp in te schakelen van de advocaat die de nalatenschap afwikkelt.
Het advocatenkantoor sluit vervolgens een overeenkomst met het geldtransportbedrijf voor het ophalen en giraal maken van het geld. Het geldtransportbedrijf stort het bedrag eerst op de eigen rekening en maakt het daarna over naar de derdengeldrekening van het advocatenkantoor. Tot slot wordt het doorgestuurd naar de ervenrekening en opgenomen in de boedelbeschrijving. Bij een later onderzoek van de Unit Financieel Toezicht Advocatuur (Unit FTA) komt deze opvallende transactie aan het licht. De vraag die vervolgens rijst, is of er sprake was van een meldplicht voor de advocaat.
Allereerst blijkt dat er bij het advocatenkantoor geen vastgesteld Wwft-beleid aanwezig was. De advocaat verweert zich door te stellen dat er ook niet op grote schaal Wwft-plichtige diensten werden verricht. Daarnaast kon in dossiers met Wwft-vraagstukken adequaat worden gehandeld. Zo vonden er overleggen plaats over de Wwft en werden jaarlijks cursussen gevolgd. Ook heeft de Unit FTA geconstateerd dat er in opzet procedures en handreikingen aanwezig waren om de verplichtingen uit de Wwft adequaat na te leven. Desalniettemin oordeelt de raad dat dit het ontbreken van een vastgesteld Wwft-beleid niet rechtvaardigt.
De raad is evenmin van mening dat er een vrijstelling geldt voor de aanvullende opdracht die zag op het in ontvangst nemen van het contante geld. De procesvrijstelling heeft betrekking op handelingen betreffende de bepaling van de rechtspositie van de cliënt, diens vertegenwoordiging en verdediging in rechte, het geven van advies voor, tijdens of na een rechtsgeding, of het geven van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding. Het oordeel van de raad luidt als volgt:
“Dat verweerder daarnaast een opdracht had tot het bijstaan van de cliënten in een erfrechtelijke procedure over de nalatenschap waartoe die contanten behoorden, betekent niet dat het (doen) ophalen van geld daarom ook onder die procesvrijstelling valt. De raad ziet daarbij niet in hoe het (doen) ophalen van geld onder een advocatuurlijke werkzaamheid zou vallen.”
Het feit dat het geld giraal bij de advocaat terecht is gekomen, doet niet af aan de objectieve indicator dat contante transacties van meer dan € 10.000 gemeld moeten worden. Het geld is immers in opdracht van het advocatenkantoor giraal gemaakt; dit is volgens de raad gelijk te stellen aan een contante betaling. De verweerder had dus onverwijld, op basis van de objectieve indicator, een melding moeten doen. Het nalaten hiervan kan hem worden aangerekend. De raad laat daarbij onbeantwoord of het aantreffen van ruim € 570.000 aan contanten in boodschappentassen op een zolder op zichzelf al niet voldoende was voor het doen van een melding op grond van de subjectieve indicator.
De advocaat verweert zich verder met het feit dat het geld meerdere Wwft-instellingen heeft gepasseerd voordat het op de rekening van het kantoor werd gestort. In dit kader noemt hij het geldtransportbedrijf, de bank en de notaris. Dit ontslaat het kantoor echter niet van zijn eigen Wwft-verplichtingen. Uitgangspunt is immers dat iedere schakel een eigen verantwoordelijkheid heeft bij het doen van meldingen, aldus de raad.
Kortom, er rustte een meldplicht op de advocaat. Deze heeft niet gemeld op grond van eigen overwegingen en heeft uiteindelijk, na beoordeling door de Unit FTA, alsnog een melding gedaan bij de FIU. Vanwege het aanvankelijke nalaten van de melding en het ontbreken van een Wwft-beleid volgt een schorsing van 18 weken. Overigens heeft het aannemen van de contanten ook geleid tot een schending van de Verordening op de Advocatuur, aangezien er geen contact is opgenomen met de deken over de transactie.