Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Tuchtrecht én strafrecht notaris

Verdachte in deze strafzaak is een notaris die verweten wordt dat hij transacties niet gemeld heeft. Het gaat om transacties betreffende de overdracht van appartementen die in 2009/2010 gemeld hadden moeten worden op grond van de Wwft. De transacties werden steeds aangebracht door iemand die bij deze notaris als ‘dubieus’ bekend stond, waarbij de koper middels volmacht werd vertegenwoordigd door zijn vrouw, en waarbij de koopprijs door een derde werd voldaan zonder dat daar hypothecaire zekerheid tegenover stond.

Het OM had besloten tot strafrechtelijke vervolging (nog voor de tuchtrechtelijke procedure was opgestart) omdat verdachte meermalen ongebruikelijke transacties niet had gemeld, die alle te maken hadden met dezelfde verdachten uit een omvangrijk onderzoek. Toen duidelijk werd dat er ook een tuchtrechtelijke procedure was opgestart, is na overleg besloten om de strafrechtelijke procedure toch door te zetten gezien de verschillende normzetting in beide procedures. Bovendien waren soortgelijke zaken met betrekking tot notarissen ook eerder zowel tuchtrechtelijk als strafrechtelijk afgedaan.

De stelling van de verdediging dat uit de wetsgeschiedenis van de Wwft volgt dat bij overtreding van deze wet door notarissen primair via het tuchtrecht dient te worden opgetreden, deelt het hof niet.

Het hof overweegt dat verdachte zich door de straf- en tuchtrechtelijke vervolging gedwongen heeft gezien om zijn ambt als notaris neer te leggen, hetgeen op zijn beurt aanzienlijke financiële en andere gevolgen met zich heeft gebracht. ‘Deze gevolgen waren waarschijnlijk uitgebleven dan wel veel minder ingrijpend geweest, indien enkel voor een – in casu meer voor de hand liggende - tuchtrechtelijke afdoening van de verdachte als first offender was gekozen.’ Gelet op de ouderdom van de zaak, maar vooral vanwege de immense persoonlijke en zakelijke gevolgen waar de verdachte thans nog altijd zeer groot nadeel van ondervindt, komt het hof tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf (art. 9a Sr).

Gerechtshof Den Haag, 1 februari 2019

ECLI:NL:GHDHA:2019:187

Op deze pagina