Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

UBO-register

Hof volgt uitspraak voorzieningenrechter inzake UBO-register (ECLI:NL:GHDHA:2021:2176)

Op 16 november jl. heeft Gerechtshof Den Haag beslist dat de Nederlandse wetgeving inzake het UBO-register niet buiten werking gesteld hoeft te worden. Met de uitspraak zijn de vorderingen van Stichting Privacy First door het hof afgewezen.

Privacy First, een stichting die opkomt voor de privacy Nederlandse burgers, had hoger beroep ingesteld tegen het oordeel van de voorzieningenrechter. De stichting vordert de (voorlopige) buitenwerkstelling van de Nederlandse wetgeving, omdat deze in strijd zou zijn met het recht op privacy en beschermring van persoonsgegevens. De voorzieningenrechter oordeelde op 18 maart 2021 dat de verplichting om gegevens over de uiteindelijk begunstigden (UBO’s) aan te leveren niet buiten werking kan worden gesteld, omdat de Nederlandse Staat niet mag handelen in strijd met de vijfde Europese anti-witwasrichtlijn (AMLD5). Hierover hebben wij medio dit jaar al een nieuwsbericht gepubliceerd. Hoewel niet kon worden uitgesloten dat het openbare karakter van het UBO-register zich niet verhoudt met het evenredigheidsbeginsel, stelde de voorzieningenrechter dat een oordeel over de rechtmatigheid van de AMLD5 richtlijn is voorbehouden aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het Haagse gerechtshof is tot dezelfde beslissing gekomen. Volgens het hof heeft Privacy First niet aannemelijk gemaakt dat UBO’s op korte termijn ernstige schade zullen leiden. Dat is een vereiste om op Europese richtlijnen gebaseerde wetgeving zoals het UBO-register in een kort geding (voorlopig) buiten werking te kunnen stellen. Daarbij heeft het gerechtshof meegewogen dat een UBO, die vreest dat hij door de openbaarmaking van zijn persoonsgegevens het risico loopt op ontvoering, afpersing of iets dergelijks, meteen al zijn gegevens voor het algemene publiek kan afschermen. De Nederlandse wetgeving voorziet reeds in deze mogelijkheid.

De wetgeving naar aanleiding van AMLD5 is in september 2020 in Nederland in werking getreden. In die wetgeving is onder meer bepaald dat vennootschappen in het handelsregister moeten registreren wie hun uiteindelijk begunstigden, kortweg UBO’s, zijn. Met UBO’s wordt in dit verband de natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaren zijn bedoeld. Daarbij moet een aantal persoonsgegevens van deze UBO’s worden opgegeven, alsmede de aard en omvang van het door hen gehouden economisch belang. In beginsel kan ieder persoon het UBO-register raadplegen om zo vast te stellen wie de UBO is. Bepaalde gegevens, zoals het adres, het burgerservicenummer, en het geboorteland en -datum dienen ook opgegeven te worden maar zijn alleen door instanties als de Belastingdienst in te zien.

Gerechtshof Den Haag ziet overigens geen aanleiding om prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie te stellen over het UBO-register. Dit komt mede doordat een Luxemburgse rechter reeds vragen heeft gesteld. Naar verwachting zal de hoogste Europese rechter hierover medio 2022 met een uitspraak komen.

Op deze pagina