Witwassen door Eindhovense pandjesbaas: meer dan € 6 miljoen
Rechtbank Oost-Brabant 18 januari 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:159
In deze zaak gaat het om gewoontewitwassen en valsheid in geschrifte. Het witwassen van een totaalbedrag van ruim € 6,1 miljoen bestond uit onverklaard contant geld (aan het licht gekomen door een kasopstelling) in Nederland, onverklaarde overboekingen uit Turkije en het investeren van uit misdrijf afkomstige gelden in vastgoed.
Beoordeling witwassen
Bij het beoordelen van de geldstromen in Nederland baseerde de rechtbank zich op het beoordelingskader voor witwassen, te weten het 6-stappenplan. De rechtbank stelde vast dat er in deze zaak geen direct bewijs is geleverd van het uit enig concreet misdrijf afkomstig zijn van de contante geldbedragen. Daarnaast bevestigde de rechtbank dat er sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit deed de rechtbank op basis van witwasindicatoren en bewijsmiddelen zoals:
- De kasopstelling laat een groot verschil zien tussen de legale contante ontvangsten en de contante uitgaven;
- Er zijn grote bedragen vanuit Turkije naar bankrekeningen van verdachte in Nederland overgeboekt, zonder dat daarvoor een duidelijke economische reden bestaat;
- Van leenovereenkomsten die volgens verdachte zijn afgesloten in Nederland en Turkije, waren geen (schriftelijke) overeenkomsten, er waren geen afspraken over de terugbetaling ervan en aan de leningen waren ook regelmatig geen zekerheden verbonden;
- Uit het dossier kwam naar voren dat verdachte in korte tijd een grote vastgoedportefeuille op heeft kunnen bouwen; de WOZ-waarde van zijn onroerend goed nam toe van € 322.185 in 2004 tot € 16.554.650 in 2009;
- Uit gegevens van de Belastingdienst kwam naar voren dat verdachte en de ex-partner van de verdachten in de periode 2005-2012 over beperkt legale inkomsten beschikten.
Contante geldstromen
De verdachte heeft als algemene verklaring voor de herkomst van het contante geld gegeven dat er in de genoemde periode steeds sprake is geweest van contante privé onttrekking uit de coffeeshop, contante huurinkomsten, verdiensten uit speculaties met Turkse lira’s en geldleningen bij familie uit Turkije. Deze verklaring van verdachte was voor een deel concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst waarschijnlijk. Vervolgens heeft het OM via rechtshulpverzoeken aan Turkije informatie verkregen, onderzoek gedaan naar de mogelijke contante huurinkomsten van verdachte en de belastinggegevens van verdachte om onttrekking uit coffeeshop na te kunnen gaan.
Met betrekking tot de contante huurinkomsten kwam uit getuigenverklaringen naar voren dat het grootste gedeelte van de huur giraal werd ontvangen. Hierop voerde de verdediging met een alternatieve berekening aan dat er veel meer contante huurinkomsten waren dan in de kasopstelling opgemaakt door de politie stonden. De rechtbank volgt deze alternatieve berekening niet. Verdachte kwam pas met de alternatieve berekening tijdens de behandeling ter zitting, wat het volgens de rechtbank op voorhand al minder betrouwbaar maakt. Daarnaast kwamen een aantal punten niet overeen met de informatie in het dossier. Eén van de punten is dat er contante huurinkomsten uit een pand in Lierop op de alternatieve berekening stond, terwijl vast was komen te staan dat er voor dat pand geheel geen verhuur heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeerde dat het OM heeft weerlegd dat de bron de contante privé onttrekkingen van de coffeeshop, contante huurinkomsten, leningen van Turkse familieleden en kennissen, kon zijn.
Overboekingen uit Turkije
Verdachte gaf de volgende verklaringen voor de herkomst van een totaalbedrag van € 2,8 miljoen die middels overboekingen vanaf bankrekeningen in Turkije naar bankrekeningen op naam van verdachte waren overgeboekt. Verdachte zou in het verleden een aantal leningen hebben afgesloten bij kennissen en familie in Turkije. Het ging daarbij om grote geldbedragen, die volgens verdachte in contanten aan hem ter beschikking werden gesteld, en die bestemd waren voor de aankoop van vastgoed in Nederland. De leningen zijn op enig moment omgezet en opnieuw gefinancierd middels een lening die aan hem werd verstrekt door een persoon uit Turkije. Dit zou een zeer vermogende man uit Turkije zijn die bereid was om alle eerder geleende bedragen aan de uitleners uit te betalen, zodat er voor verdachte nog één grote lening resteerde van € 3,5 miljoen. De meeste gelden liepen via de rekening van de vader van verdachte daar zijn vader en oom bemiddelden voor in het inwisselen van valuta.
Ook deze verklaring is voor een deel concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst waarschijnlijke verklaring gegeven. Echter, de rechtbank acht het niet concreet en niet hoogst onwaarschijnlijk dat het geld afkomstig is van rekeningen van zijn vader, en zijn verklaring voor het wisselen van valuta door een oom die juwelier is tot het tenlastegelegde bedrag van € 2,8 miljoen.
Om de verklaring van verdachte te verifiëren of ontkrachten is onderzoek gedaan naar de vermogenspositie van de vermogende man uit Turkije, en via rechtshulpverzoeken is onderzoek gedaan naar de bankrekeningen waar het geld van verdachte afkomstig van was in Turkije. Ook zijn er meerdere getuigen gehoord.
De rechtbank concludeerde dat aan alle overboekingen vanuit Turkije contante geldstortingen in Turkije voorafgingen. Bij een deel van de overboekingen is er een bankrekening tussen de contante en de uiteindelijke overboeking naar Nederland geplaatst. De verschillende transacties, samenhangend met een uiteindelijke overboeking naar een Nederlandse bankrekening van verdachte, vinden steeds zeer kort na elkaar plaats (soms op dezelfde dag). Opvallend is verder dat een aantal van de betrokken bankrekeningen, die van onder andere vader, voor geen ander doel werden ingezet dan voor geldstromen naar verdachte. Het gaat steeds om zeer hoge bedragen, in totaal is er in de periode 2006 t/m 2015 € 8,2 miljoen gestort op de rekening van de vader van verdachte. De rechtbank acht gelet op deze omstandigheden het vermoeden van witwassen zeer groot en stelt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen een legale herkomst hebben zoals door verdachte was aangevoerd.
Leningen zijn een veelvuldig gebruikte methode om crimineel geld terug te laten vloeien naar de crimineel zelf, diens partner of familie. Deze zogenaamde loan-back-methode kenmerkt zich tot afwijkingen van reguliere leningen waardoor deze kunnen opvallen. Opvallendheden zijn dat de geldverstrekker geen financiële instelling is, geen correspondentie aanwezig is over het aangaan van de lening, een afwijkende rente rekent, geen zekerheid wordt verlangd, dat de geldnemer niet of nauwelijks aflost en feitelijk over onvoldoende legale middelen beschikt om de lening te verkrijgen volgens de geldende leennormen.
Investeren van uit misdrijf afkomstig gelden in vastgoed
Verdachte had beschikking over een groot aantal panden, met name in Eindhoven. Er werd eerder door justitie beslag gelegd op zo’n 70 panden van verdachte. Voor het overgrote deel van het vastgoed is geen hypothecaire lening afgesloten. Verdachte verklaarde met betrekking tot het vastgoed dat hij deze onder andere had verkregen uit contante huurinkomsten, middels een lening (waar de handtekeningen op de leningsovereenkomsten verschillend waren) en uit geleend geld maar verklaarde niet te weten hoe een betaling van € 250k was verlopen. Ook hier kwam de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zich schuldig maakte aan gewoontewitwassen van grote geldsommen, door onder andere de aankoop van een onroerend goed.
Niet-gehoorde getuige à décharge
In deze zaak kwam ook art. 6, lid 3, sub d van het EVRM aanbod. Het EVRM-artikel ziet op het ondervragen van getuigen als onderdeel van het recht op een eerlijk proces. De eerder besproken zeer vermogende man uit Turkije, een getuige à décharge (ontlastende getuige), is namelijk niet gehoord. De rechtbank stelt dat er voldoende compensatie was voor het ontbreken van de ondervragingsgelegenheid van deze getuige. De getuige was door de verdediging verzocht, teneinde de verklaring van de verdachte te ondersteunen die van hem volgens het 6‑stappenplan wordt verlangd.
De compensatie waar de rechtbank over sprak heeft onder andere te maken met verklaringen van verschillende getuigen. Zo heeft de rechter-commissaris de zoon van de desbetreffende getuige gehoord en de zoon heeft verklaard over de lening van € 3,5 miljoen die zijn vader aan de verdachte zou hebben verstrekt. Daarnaast heeft de verdachte meerdere keren over deze getuige verklaard. Ook heeft onderzoek plaatsgevonden naar de financiële positie van de getuige. Naast bovenstaande hebben de Turkse justitiële autoriteiten de getuige kort gehoord naar aanleiding van een rechtshulpverzoek, en heeft een Turkoloog (deskundige gespecialiseerd in het oosten van Turkije) een verklaring gegeven met betrekking tot bezittingen en vermogende dorpshoofden.