Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Witwassen geld en woning geen vermenging

De verdachte wordt verdacht van witwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het witwassen ziet op geldbedragen van €190.470,62 en €150.100,-, een duur horloge en de woning van de verdachte. Tijdens een doorzoeking van de auto van de verdachte is een chartaal geldbedrag van €150.100,- aangetroffen. Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn aankoopbonnen met een totaalbedrag van ruim €190.000,- aangetroffen. Ook had de verdachte een duur horloge op zak. De woning van de verdachte zou betaald zijn met het witgewassen geld.

Vermoeden van witwassen
In de onderhavige zaak is geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig. Toch kan witwassen bewezen worden geacht wanneer op grond van de feiten en omstandigheden van de zaak het niet anders kan zijn dan dat de bij de verdachte aangetroffen geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Uit de feiten en omstandigheden van deze zaak volgt wel degelijk een vermoeden van witwassen. De geldbedragen en uitgaven die bij de verschillende doorzoekingen bij de verdachte zijn aangetroffen, zijn niet te verklaren wanneer naar de bekende legale inkomsten van de verdachte en zijn partner bij de Belastingdienst wordt gekeken. Het hof stelt derhalve vast dat van de verdachte verlangd mag worden dat hij een concreet, min of meer verifieerbare en niet op voorhanden hoogst onwaarschijnlijke verklaring van de herkomst van het geld geeft.

Verklaring van de verdachte
Volgens de verdachte is het in de auto aangetroffen geldbedrag van €150.100,- afkomstig van zijn inmiddels overleden broer. Met betrekking tot het geldbedrag van €190.470,62 geeft de verdachte aan dat hij en zijn vrouw ruim €125.000,- hebben gespaard, dan wel uit leningen en schenkingen hebben ontvangen. Ook zou hij van een vriend een lening van €25.000,- hebben ontvangen. Deze lening heeft hij gebruikt voor de koop van een woning. De woning is gekocht voor een bedrag van €310.000,-, deels betaald door de lening van de vriend en deels door een hypotheekgever. Hiervan heeft de verdachte een schriftelijke verklaring overgelegd. Het horloge zou de verdachte hebben gekregen van zijn familie. Ten slotte geeft de verdachte aan dat hij en zijn vrouw eenvoudig leven, beide een inkomen hebben en doen ze minimale uitgaven. Dit zou het gespaarde bedrag kunnen verklaren.

Overwegingen van het hof
Het hof overweegt dat de verklaring van de verdachte over de €150.100,- door het overlijden van zijn broer niet meer verifieerbaar is. Het hof rekent het de verdachte ook aan dat hij niet op een andere manier de verklaring heeft weten te onderbouwen.

Ten aanzien van de aankoopbonnen met een totaalbedrag van €190.470,62 stelt het hof dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk is. De verklaring dat verdachte een groot deel van dit geldbedrag gespaard zou hebben en van familieleden en vrienden geschonken gekregen zou hebben biedt onvoldoende handvatten om nader onderzoek te verrichten. Ook acht het hof het onaannemelijk dat de verdachte en zijn vrouw dit bedrag bij elkaar gespaard hebben. Uit de bekende gegevens over de beperkte legale inkomsten van de verdachte en zijn vrouw bij de Belastingdienst blijkt niet dat realistisch is.

Daarentegen is het hof wel van oordeel dat de verdachte een voldoende verklaring over de herkomst van de geldlening van €25.000,- heeft gegeven. De verdachte heeft een leenovereenkomst voor dit bedrag overlegd en heeft reeds bij zijn aanhouding al over deze lening verklaard. Het openbaar ministerie had derhalve deze verklaring moeten toetsen. Aangezien het openbaar ministerie dit heeft nagelaten, kan het hof niet tot de conclusie komen dat dit geldbedrag van een misdrijf afkomstig is.

Het hof komt tot de conclusie de geldbedragen van €150.000,- en €165.470,62 (€190.470,62 minus de geldlening van €25.000,-) en het horloge onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte hiervan op de hoogte was.

Ten slotte is het hof van oordeel dat het voorhanden hebben van de woning niet als witwassen kan worden gekwalificeerd. Het overgrote deel van het aankoopbedrag is afkomstig uit legale bronnen zoals de lening van de vriend en de hypotheekgever. Het geringe restbedrag in verhouding tot de omvang van het uit legale bronnen afkomstige vermogensbestanddeel zorgen ervoor dat het hof het verwerven en voorhanden hebben van de woning niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.

Gerechtshof Amsterdam, 04-11-2020

ECLI:NL:GHAMS:2020:2981

Op deze pagina