Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Geldbedragen uit eigen misdrijf omzetten in bitcoins: witwassen of niet?

Hoge Raad, 30 juni 2020: ECLI:NLHR:2020:1171

In reeds enkele tientallen zaken hebben rechters zich gebogen over de strafrechtelijke aspecten van de bitcoin. AMLC collega Suzanne Visser schreef hierover eerder een column aan de hand van een conclusie van A-G Keulen. Het hof oordeelde dat er sprake was van witwassen, maar motiveerde niet welke verhullende handelingen verdachte had verricht. De vraag in deze zaak is of het omzetten van geldbedragen uit eigen misdrijf in bitcoins leidt tot witwassen of niet. Bij overdragen, omzetten en gebruik maken van een voorwerp dat direct afkomstig is uit eigen misdrijf kan namelijk de kwalificatieuitsluitingsgrond van toepassing zijn. Dit is in de regel zo wanneer het omzetten en gebruik maken niet wezenlijk verschilt van het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit eigen misdrijf. De A-G concludeerde dat hier sprake is van een geval waarin omzetten wél wezenlijk verschilt van voorhanden hebben of verwerven. Hij concludeerde dan ook, net als het hof, dat er sprake was van witwassen. De verwachting van Suzanne was dat de Hoge Raad mee zou gaan in dat oordeel van de A-G. Namelijk vanwege het feit dat het aansluit bij de gedachte van de wetgever dat het in een crimineel proces gebruik maken van een ingewikkeld systeem als bitcoin leidt tot een rookgordijn van aan het zicht onttrekken. De Hoge Raad gaat hier inderdaad in mee en laat het oordeel van het hof in stand. Het omzetten van uit eigen misdrijf afkomstige geldbedragen in bitcoin zal in de regel leiden tot witwassen. De kwalificatieuitsluitingsgrond is dan niet van toepassing.

Op deze pagina