Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Hawala-bankieren

De verdachte heeft als Hawala bankier grote contante geldbedragen ontvangen die bestemd waren voor Engeland. In deze zaak is vastgesteld dat het geld afkomstig was uit enig (fiscaal) misdrijf. In hoger beroep is door de verdachte ontkend dat hij wist of moest vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. In deze zaak draait het dus niet om het zes-stappenplan maar om de wetenschap van verdachte. Verdachte stelt dat hem altijd is verteld dat het geld verband hield met de legale handel van een grootschalige en internationale partij.  Verdachte is Pakistaan en gesteld wordt dat het voor hem gewoon was om op deze manier geldstromen te faciliteren.

Het hof heeft verdachte veroordeeld voor medeplegen witwassen. Voor wat betreft de wetenschap van verdachte stelt het hof dat Hawala-bankieren geen evidente voordelen biedt ten opzichte van internationaal giraal bankieren en dat er wel  een risico kleeft aan het voor Hawala-bankieren met grote hoeveelheden contant geld over straat gaan. In deze zaak ging er geld vanuit Nederland naar Engeland. Beide landen hebben een veilig en bancair systeem, daarnaast is uit onderzoek gebleken dat girale betalingen die op werkdagen voor 12:00 uur zijn aangeleverd meestal dezelfde nog verwerkt worden bij de andere bank. Verdachte heeft verklaard dat hij voor de transacties € 100,- tot € 120,- kreeg. Daarmee liggen de transactiekosten van Hawala-bankieren aanzienlijk hoger dan de kosten van internationaal giraal bankieren, 14 eurocent per overschrijving of rond € 10,- voor een spoedoverboeking. Het hof komt op basis van daarvan tot de conclusie dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het geld uit misdrijf afkomstig was.

De Hoge Raad concludeert dat uit de omstandigheid dat er voor het Hawala-bankieren geen voordelen zijn gebleken wat betreft kosten en snelheid ten opzichte van een gewone bankoverschrijving  niet direct volgt dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de contante geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Er is verder niet gemotiveerd dat verdachte wist dat het om crimineel geld ging. De Hoge Raad vernietigt om die reden de uitspraak , en verwijst terug naar het hof.

Hoge Raad, 18 juni 2019

ECLI:NL:HR:2019:984

Daarentegen waren de feiten in een arrest van de Hoge Raad van 23 april 2019 wél voldoende om de wetenschap dat het geld van misdrijf afkomstig was vast te stellen. Het hof betrok hier de omstandigheid dat verdachte geen verklaring heeft gegeven waaruit zou kunnen blijken dat hij een legale herkomst van het geld kende of vermoedde en geeft aan dat verdachte ook geen onderzoek heeft ingesteld naar de personen of de herkomst van het geld. Ook speelt een rol bij het vaststellen van de wetenschap dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van tokens om de anonimiteit van de betrokken personen te verhullen en dat hij niet wilde verklaren over de anonieme personen van wie het geld afkomstig was en voor wie het bestemd was. Terwijl de verdachte in bovenstaande zaak juist stelde dat hij wist met welke partners hij handelde en dat hij geen redelijk vermoeden hoefde te hebben dat het geld niet legaal was.

De Hoge Raad lijkt een hoge maatstaf te hebben voor het bewezen verklaren van de wetenschap bij Hawala-bankieren. Hawala bankieren kan in theorie ook met legaal geld en kan dus niet automatisch gelijk gesteld worden aan witwassen. Maar het is niet duidelijk waarom in zaken over zogenaamde Bitcoin traders de hoge transactiekosten van traders ten opzichte van exchanges die giraal uitkeren wél gebruikt worden om de wetenschap van de tussenpersoon te onderbouwen, en bij Hawala-bankieren niet.

Hoge Raad, 23 april 2019

ECLI:NL:HR:2019:654

Op deze pagina