Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

‘Omwisselconstructie’ Duitse Lotto

Bij de FIU is een melding binnengekomen van een ongebruikelijke transactie van verdachte die bij zijn Nederlandse bank een contante storting deed van €400.000. Zijn verklaring voor deze storting was dat hij een bedrag van €485.000 had gewonnen in de Westdeutsche Lotterie (WL).

Uit onderzoek blijkt dat er op 13 december 2003 een trekking heeft plaatsgevonden met een prijs van circa €470.000. Het winnende lot is via een wederverkoper - betrokkene A – verkocht aan het wedbedrijf Combiplay. Combiplay kocht voor haar deelnemers grote aantallen loten bij betrokkene A om mee te doen aan verschillende loterijen van WL. De gewonnen prijzen werden via betrokkene A aan Combiplay uitgekeerd. Op 16 december 2003 deelt betrokkene A aan wedbedrijf Combiplay mede dat zij de prijs gewonnen hebben. Betrokkene A heeft echter aan WL doorgegeven dat verdachte de winnaar van de prijs was. Om die reden heeft WL het prijsbedrag overgemaakt naar de Duitse bankrekening van verdachte. Vervolgens heeft betrokkene A in een periode van 18 december tot 29 december 2003 een totaalbedrag van circa €489.000 in contanten op zijn bankrekening gestort. Dit bedrag heeft betrokkene A contant gekregen van verdachte. Betrokkene A betaalde met dit bedrag alsnog de prijs aan de werkelijke winnaar: wedbedrijf Combiplay. Begin 2004 neemt verdachte zijn onterecht ontvangen geldbedrag van circa €470.000 contant op om dit vervolgens in Nederland te storten op zijn Nederlandse bankrekening. Hiermee heeft verdachte een legitimatie voor zijn criminele  geld gecreëerd.

Verdachte heeft geen andere aannemelijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld dat verdachte contant aan betrokkene A heeft gegeven. Het bedrag kan niet verklaard worden door legale inkomsten nu uit de gegevens hierover blijkt dat hij door de jaren heen niet zulke hoge legale inkomsten heeft gehad. Het hof oordeelt dat het geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf en dat verdachte, in samenwerking met betrokkene A, met de besproken "omwisselconstructie" de herkomst van het door verdachte aan betrokkene A te beschikking gestelde bedrag van circa €470.000 heeft verhuld.

Het eerste middel klaagt dat uit de bewijsvoering niet volgt dat het geldbedrag van circa €470.000 uit enig misdrijf afkomstig was. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof echter voldoende gemotiveerd door te verwijzen naar de vastgestelde feiten en omstandigheden, de inkomenspositie van verdachte, en de constatering dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld.

Hoge Raad, 27 juni 2017

ECLI:NL:HR:2017:1157

Op deze pagina