Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Onschuldpresumptie bankrelatie

Rechtbank Amsterdam, 14 september 2022: ECLI:NL:RBAMS:2022:5340

In deze zaak heeft ING de bankrelatie opgezegd met een viertal coffeeshops wegens o.a. een verdenking van witwassen. De oud eigenaar en de huidige eigenaar zijn verdachte in een lopend strafrechtelijk onderzoek door het Openbaar Ministerie. Bij het witwassen zouden de coffeeshops een belangrijke rol hebben gespeeld. Deze informatie rondom de verdenking heeft de bank  verkregen uit openbare bronnen, waaronder de website van het OM. De bank heeft gevraagd om de verdenkingen te ontkrachten, waarop de klant heeft gereageerd met een ontkenning van het strafbare feit. Omdat er geen informatie werd aangeleverd is de bankrelatie beëindigd. De vraag is of deze opzegging aanvaardbaar is.

Nee, zegt de rechtbank. Een enkele verdenking van een strafbaar feit is onvoldoende basis om een bankrelatie te beëindigen. Ook in civiele procedures werkt de strafrechtelijke onschuldpresumptie door. Van een klant kan niet worden gevraagd dat hij jegens de bank zijn onschuld aantoont. Dat kan anders zijn als de bank zelf ook concrete aanwijzingen heeft voor witwassen of een ander relevant strafbaar feit en daarover vragen heeft gesteld die niet voldoende zijn beantwoord. Maar daar is hier geen sprake van.

Ook de tweede opzeggingsgrond, dat de economisch belanghebbende van de pandhouder niet bekend is, wijst de rechtbank van de hand. De Wwft vereist dat een bank moet weten wie de UBO van klanten is, maar de Wwft vereist niet dat de bank moet weten wie de UBO van schuldeisers van klanten is indien deze een zekerheidsrecht (zoals een pandrecht) hebben bedongen. De ex-eigenaar is de UBO van de coffeeshops. Dat is voldoende.

Op deze pagina