Verklaring verdachte niet hoogst onwaarschijnlijk
Publicatiedatum 01-05-2025, 16:03
Rechtbank Rotterdam, 25 maart 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:3910
In de onderstaande zaak heeft de verdachte in een periode van vijf jaar meer dan € 800.000 uitgegeven aan vliegreizen, luxe etentjes en had hij zeven auto’s (ter waarde van € 900.000) en goudstaven van ruim € 6.000.000 voorhanden.
Deze feiten tezamen hebben tot een witwasvermoeden geleid. Er werden namelijk grote hoeveelheden contant geld uitgegeven in Nederland, waarvan de rechtbank stelt: een land zonder ‘cash culture’. Daarnaast beschikte de verdachte meermaals over goudstaven in zijn woning en heeft hij deze ook zonder enige beveiliging vervoerd. Er was ook al enkele jaren geen aangifte gedaan in Nederland en in Suriname was een inkomen bekend van € 7.600. De verdachte leefde – met deze inkomensgegevens - volgens de rechtbank dus boven zijn stand. Tot slot zijn de uitgegeven geldbedragen en goudstaven niet terug te vinden in de (officiële) boeken en kunnen zij niet verantwoord worden met stukken van reguliere handelsactiviteiten.
Het Openbaar Ministerie volgt voor de onderhavige zaak het stappenplan witwassen om de legale herkomst van de gelden uit te sluiten. Er is geen bekend gronddelict, maar er zijn zoals hierboven omschreven voldoende feiten die leiden tot een witwasvermoeden. Er is namelijk een opvallend luxe levensstijl zonder bijpassende verklaarbare inkomsten, er worden grote hoeveelheden contant geld gebruikt, de verdachte bezit luxe auto’s en goudbaren en de belastingaangiften ontbreken.
De verdediging pleit voor vrijspraak en verweert zich met verklaringen over waar het geld vandaan komt. Zo zouden de vermogensbestanddelen terug te leiden zijn naar een omvangrijke erfenis van de moeder, inkomsten uit een bedrijf actief in gouddelving, contante geldleningen en investeringen in onroerend goed via meerdere stichtingen. De verklaringen worden grotendeels aan de kant geschoven wegens gebrek aan onderbouwing. Dit is alleen anders voor de verklaring over ruim € 3.000.000 aan goudbaren. De verdachte verklaart dat een derde eigenaar is van de goudbaren en de verdachte deze zou doorverkopen. Dit ging echter meermaals niet door, waardoor deze staven weer naar de eigenaar zouden gaan. Deze eigenaar zou de goudstaven zelf viermaal van en naar de woning van de verdachte vervoerd hebben in verband met de verkopen.
Ondanks dat de verklaring vraagtekens oproept is deze niet op voorhand “hoogst onwaarschijnlijk”. De rechtbank stelt:
“Die lat kan ook niet te laag worden gelegd nu het zes-stappen-plan met betrekking tot witwassen zo is ingericht dat het gebruikt kan worden bij gebrek aan concreet bewijs van een criminele herkomst van goederen en de eindconclusie vervolgens is dat het ‘niet anders kan zijn dat’ er sprake is van een criminele herkomst van de goederen wat vervolgens weer een weerlegbaar vermoeden is.”
In deze zaak is er wel een mogelijke andere herkomst, waardoor deze goudbaren ook niet mee worden genomen in de veroordeling. De verdachte wordt voor het overige wel veroordeeld voor gewoontewitwassen.