Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Wwft-verplichtingen makelaar

De verdachte is een makelaar die heeft nagelaten om cliëntenonderzoek (artikel 3 Wwft) te verrichten. Als gevolg hiervan heeft hij ook de bewaarplicht (artikel 33 Wwft) geschonden. In deze zaak is onder meer de vraag of de verdachte ook voor beide schendingen kan worden veroordeeld.

Schending artikel 3 Wwft
Wat betreft de schending van artikel 3 Wwft pleit de raadsman voor vrijspraak. Zo stelt de raadsman dat de verdachte een makelaar in een klein dorp is, waar iedereen elkaar kent. De cliënten van de in de tenlastelegging genoemde transacties waren familieleden, jeugdvrienden, buren en kennissen van de verdachte. De verdachte stelde daarom dat cliëntenonderzoek niet nodig was. De verdachte verifieerde de identiteit van zijn cliënten enkel aan de hand van documenten zoals bijvoorbeeld de akte van levering van de onroerende zaken.

Het hof verwerpt dit verweer. Dat de cliënten ook bekenden van de verdachte zijn, doet niet ter zake. De identiteit van de cliënten dient, volgens de Wwft, aan de hand van een identiteitsdocument, zoals bijvoorbeeld een paspoort of rijbewijs, te worden geverifieerd. Akten van levering zijn niet voldoende om cliëntonderzoek te verrichten. Het hof acht een schending van artikel 3 Wwft dan ook bewezenverklaard en veroordeelt de verdachte voor dit feit.

Schending artikel 33 Wwft
De rechtbank en het hof kijken verschillend naar hetgeen bedoeld is in de tenlastelegging mbt de schending van artikel 33 Wwft.

De rechtbank stelt dat de verdacht voor de schending van de bewaarplicht moet worden vrijgesproken. Volgens de rechtbank is het niet ten laste gelegd dat de verdachte de gegevens omtrent de verificatie van de identiteit van zijn cliënten niet heeft bewaard, maar dat hij de gegevens met betrekking tot de aan-/verkoopbemiddeling niet heeft vastgelegd. De rechtbank stelt dat dit geen gegevens zijn die volgens artikel 33 Wwft aan de bewaarplicht onderworpen zijn en sprake de verdachte vrij voor dit feit.

De advocaat-generaal stelt dat door een schending van artikel 3 Wwft niet voldaan kan worden aan de verplichtingen van artikel 33 Wwft kan worden voldaan en is er dus sprake van meerdaadse samenloop. Ook stelt de advocaat-generaal dat de rechtbank zich op een onjuiste lezing van de tenlastelegging berust. De tenlastelegging heeft volgens de advocaat-generaal dus wel degelijk betrekking op de gegevens omtrent de verificatie van de identiteit van de cliënten.

Het hof stelt, in overeenstemming met de advocaat-generaal, dat de overweging van de rechtbank berust op een verkeerde lezing van de tenlastelegging. De tenlastelegging heeft wel degelijk betrekking op de gegevens omtrent de verificatie van de identiteit. Het hof komt dan ook tot de beslissing dat het feit wel bewezen kan worden verklaard. Echter, de strafbaarheid is een ander verhaal.

Artikel 33, eerste lid, Wwft vereist dat de gegevens uit het cliëntonderzoek bewaard worden. Volgens het hof volgt uit dit artikel dat de bewaarplicht alleen geldt voor instelling die hebben voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 3 Wwft. Je kan immers niet bewaren wat je niet hebt. Hoewel het hof het feit wel degelijk bewezen acht, is de verdachte voor dit feit niet strafbaar, dus ontslag van alle rechtsvervolging voor de schending van artikel 33 Wwft.

Gerechtshof Amsterdam, 30-10-2020

ECLI:NL:GHAMS:2020:2900

Op deze pagina