Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Context ongebruikelijke transacties essentieel voor opsporing

Terugkoppeling verdachte transacties

Door: Joris Rozemeijer

Het doel van de meldplicht voor ongebruikelijke transacties (OT’s) is tweeledig: het voorkomen van misbruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en het bestrijden van witwassen.[1] De meldplicht kost instellingen tijd en geld. Die inzet zal in preventieve zin misbruik van het financiële stelsel voorkomen. Maar wat is de bijdrage aan het bestrijden van witwassen aan de kant van opsporing? Het is niet meer dan logisch en een teken van betrokkenheid dat er een vraag is naar terugkoppeling over wat er nu precies gebeurt met bij de FIU gemelde OT’s. Die terugkoppeling wordt al gegeven door verschillende ketenpartners. Zo is er terugkoppeling door de FIU in hun jaaroverzicht[2] en wordt er op hun website casuïstiek[3] beschreven waarin verdachte transacties (VT’s) een rol hebben gespeeld.

Belangrijk in dit speelveld zijn natuurlijk ook de Wwft toezichthouders.[4] Zij zijn dan wel geen ontvangers van OT’s maar geven meldplichtige instellingen wel richting met betrekking tot de vraag wat gemeld moet worden aan de FIU. Naast voorlichting kunnen ze ook bestuursrechtelijk optreden.

Het AMLC beoogt met dit artikel een bijdrage te leveren aan die terugkoppeling, en wel door te reflecteren vanuit bijzonderheden die in de AMLC-kwartaalrapportage ten aanzien van VT’s worden gezien. Het AMLC maakt namelijk meerdere analyseproducten, en één daarvan is de kwartaalrapportage waarin de  VT’s met een opsporingsbril op worden geanalyseerd: wat zijn opvallendheden, kansen en knelpunten vanuit de opsporing bezien?

In dit artikel wordt eerst stilgestaan bij de barrières rond het terugkoppelen vanuit de opsporing. Vervolgens wordt ingegaan op VT’s van cryptobedrijven. In de meest recente kwartaalrapportage (Q2 2021) valt namelijk op dat het aantal VT’s van cryptobedrijven met 80% is gestegen ten opzichte van het kwartaal ervoor. In de toekomst zullen ook andere opvallendheden uit onze analyses uitgediept worden.

Barrières in de informatievoorziening

De terugkoppeling van OT’s in het publieke domein is omgeven met barrières en het is vooral een zoektocht naar kansen. Allereerst is het zo dat alleen de FIU zicht heeft op alle OT’s. Na analyse door de FIU wordt een deel tot VT verklaard en is dan beschikbaar voor opsporingsambtenaren bij o.a. Politie en FIOD. Vanuit het AMLC (met voornamelijk FIOD-medewerkers) kunnen we dus alleen op VT’s reflecteren en niet op OT’s. In het FIU jaarverslag 2020 was te lezen dat van de 722.247 OT’s in dat jaar er uiteindelijk 103.947 tot VT werden bestempeld. Ook beschrijft de FIU in haar jaarverslag de vier manieren hoe OT’s VT’s worden, namelijk; op basis van eigen onderzoek, door hits met de Verwijzingsindex Recherche Onderzoeken en Subjecten (VROS), door hits met data van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en door hits met verzoeken van de Landelijk officier van Justitie (LOvJ).

Een tweede barrière is de vertrouwelijkheid van opsporingsonderzoeken en de beperkte mate waarin strafvonnissen het gebruik van VT’s tonen. Stel dat een VT aanleiding is tot een onderzoek of een reeds lopend onderzoek verrijkt. Dan weet niemand dat, behalve de betrokken opsporingsambtenaren en officier van justitie. Het eerste moment van openbaring is de inhoudelijke behandeling van een rechtszaak. En dan nog is het maar de vraag of op die zitting heel specifiek aan de orde komt dat bepaalde informatie uit een VT afkomstig is.

Doorgaans zijn er in een onderzoek diverse verkrijgingen van financiële informatie en wordt op zitting vooral stil gestaan bij de modus operandi door in te gaan op wat er precies is gebeurd en of dat een bewijsbaar feit oplevert. Er wordt niet of in mindere mate stilgestaan bij de vraag van wie en hoe informatie is verkregen. Hierdoor is via rechtspraak.nl geen uitputtend overzicht is te krijgen van zaken waarin VT’s een rol hebben gespeeld.

Wat ook meespeelt, is dat melders van OT’s niet graag in een strafzaak genoemd worden. Soms kan het niet anders zijn dan dat een melding van meldplichtige X, Y of Z is, maar door de bank genomen zal de officier van justitie hier weinig en liefst geen aandacht op vestigen.

De vertrouwelijkheid van OT’s en VT’s is ook op allerlei plaatsen in de wetgeving terug te vinden. De vertrouwelijkheid en geheimhoudingsbepalingen zijn er voor zowel de melders, de toezichthouders, de FIU als de opsporingsdiensten. Bepalingen hierover zijn voornamelijk te vinden in de Wwft en de Wet Politiegegevens. De wettelijke bepalingen maken dat een terugkoppeling van het AMLC geen persoonsgegevens mag bevatten en/of niet herleidbaar mag zijn tot een persoon. Het gevolg hiervan is dat VT’s met enige abstractie en meer in een breder verband beschreven moeten worden. Het is namelijk nagenoeg onmogelijk om op individuele VT’s in te gaan zonder dat een transactie herleidbaar wordt tot een persoon. Dus zelfs al zou de overheid van de daken willen schreeuwen hoe belangrijk OT’s zijn, dan kan dat vaak simpelweg niet, hoe onbevredigend dat voor sommige melders ook kan zijn. 

Terugkoppeling VT’s, cryptobedrijven

Cryptobedrijven - wisseldiensten in virtuele valuta en aanbieders van bewaarportemonnees[5] - waren in het tweede kwartaal van 2021 goed voor 7,7% van de VT’s. De registratie- en meldplicht voor cryptobedrijven is relatief nieuw (sinds 21 mei 2020 in Wwft) en de stijging van 80% in het aantal VT’s lag dan ook in de lijn der verwachtingen. Zeker omdat crypto’s voor criminelen interessant zijn. De Rechtbank Rotterdam formuleerde dit in zijn vonnis[6] als volgt: “Het is een feit van algemene bekendheid dat bitcoins dikwijls worden gebruikt in het criminele circuit, onder meer in de drugshandel.”

Gezien de huidige ontwikkeling en legalisering van de branche via de Wwft lijkt dit feit van algemene bekendheid nu wat boud en doet het tekort aan de legale gebruikers van cryptodiensten. Een meer genuanceerde uitspraak is te lezen op de internetsite van de DNB[7]; “Crypto’s zijn kwetsbaar voor financieel economische criminaliteit”. Cryptodiensten hebben kennelijk een verhoogd risico[8] voor gebruik door criminelen, waardoor er eerder aanleiding zal zijn tot het melden van een OT. Een positieve ontwikkeling op dit vlak is dat een deel van de cryptobedrijven geregistreerd is bij de DNB[9], daar onder toezicht staat, en meldt aan de FIU.

In absolute aantallen zijn in het geanalyseerde kwartaal 921 VT’s afkomstig van 12 verschillende wisseldiensten in virtuele valuta. Deze VT’s staan gezamenlijk voor een bedrag van 17.499.877 euro. 375 VT’s zijn afkomstig van aanbieders van bewaarportemonnees, zogenoemde wallets, bij elkaar voor een bedrag van € 6.742.336. De verhouding tussen objectief en subjectief gemelde transacties onder de VT’s is fifty-fifty. In bijlage 1 van het uitvoeringsbesluit Wwft[10] staat opgenomen dat de objectieve indicator geldt voor transacties van € 15.000 of meer of voor een omwisseling van virtuele valuta naar contante van € 10.000 of meer. Het signaleren van transacties aan de hand van deze objectieve indicator is niet ingewikkeld.

In het uitvoeringsbesluit staat ten aanzien van de subjectieve indicator dat deze verband kan houden met witwassen of het financieren van terrorisme. De DNB-leidraad voor de Wwft en de Sanctiewet[11] is nog niet uitgewerkt voor cryptobedrijven. De DNB verwijst[12] op haar website voor meer informatie over de subjectieve indicator naar de website van de FIU.[13] Die bevat een lijst met typologieën uit 2017 ten aan zien van aan- en verkoop van virtuele betaalmiddelen. Ook verwijst de FIU naar een lijst[14] met landen die een verhoogd risico met zich meebrengen. Het signaleren van transacties aan de hand van de subjectieve indicator is ingewikkelder en meer maatwerk.

Bij de analyse van de VT’s door het AMLC, en waarschijnlijk ook andere opsporingsdiensten, is de meldtekst vaak het eerste waar naar gekeken wordt. De duiding die de melders meegeven - of zoals de Wwft omschrijft de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt[15] - is erg belangrijk voor het opwerken van een VT naar een strafrechtelijk onderzoek. Zonder een volwaardige meldtekst zijn VT’s eerder een database ten dienste van lopende strafrechtelijke onderzoeken dan een startpunt voor een strafrechtelijk onderzoek. Zo’n database is ook waardevol en geeft o.a. inzicht in de identiteit van een persoon die schuil gaat achter de ontvangende wallet. Helaas blijkt nu nog zelden uit VT’s wie de persoon is achter de verzendende wallet.

Voor dit artikel is gekeken naar de meldteksten van cryptobedrijven. Bij de subjectief gemelde transacties in het geanalyseerde kwartaal valt op dat bij 80% van de VT’s als meldtekst enkel de ontvangende wallet en/of de transactiecode is opgenomen. De overige 20% van de VT’s vermeldt tevens gecodeerde/standaard meldteksten, de meest voorkomende verwijzen naar darknet markets, het vermoeden van een samengestelde transactie, broker scam en child abuse.

In nog geen 1% van deze VT’s is sprake van een unieke meldtekst, waarbij specifieke websites of bedrijven genoemd worden. Zulke vermeldingen bieden de haakjes die voor opsporing nodig zijn om wat met een gemelde transactie te kunnen. Het zou dus heel waardevol zijn als meer meldingen unieke meldteksten bevatten, mogelijk vergezeld van een bijlage.

Regelmatig is ook de gecodeerde meldtekst te zien, waaruit blijkt dat de compliance-afdeling een transactie als ongebruikelijk heeft bestempeld zonder verdere meldtekst over waarom tot dit oordeel is gekomen. Zo’n uitleg zou opsporing juist de handvatten kunnen geven om verder te komen met een VT. De vermelding van specifieke websites of bedrijven zijn mooie voorbeelden, in de brede zin gaat het om elke duiding van de ongebruikelijkheid van transacties die opsporing op weg kan helpen.   

Alle transacties boven de objectieve meldgrens worden als objectieve melding opgevoerd. Er zijn geen subjectieve transacties gemeld die boven de objectieve meldgrens komen. Dit lijkt een logisch gevolg van het indicatorensysteem dat wij in Nederland kennen. Het maatwerk dat nodig is voor de subjectieve meldingen is immers niet nodig om tot een objectieve melding te komen, terwijl juist voor de hogere bedragen het voor opsporing waardevol is om te weten of er naast de objectieve indicator ook subjectieve aanwijzingen voor witwassen of terrorismefinanciering zijn. Het is daarom geen verrassing om te zien dat er bij de objectief gemelde VT’s nagenoeg geen ‘unieke meldteksten’ te vinden zijn. Dit terwijl de top transacties tussen de 2 en 3 ton vertegenwoordigen en juist voor transacties die een hoge waarde vertegenwoordigen een toelichting van cruciaal belang is.

Beter zicht krijgen op verdachte geldstromen

De door de crypto bedrijven gemelde OT’s helpen de overheid om zicht te krijgen op geldstromen die kunnen duiden op criminaliteit, en om achterliggende strafbare feiten op te sporen.[16] In nagenoeg alle strafzaken met een financiële kant wordt onderzocht of er VT’s zijn. Enkele VT’s of groepen VT’s kunnen gebruikt worden als sturingsinformatie of worden opgewerkt tot een strafrechtelijke verdenking en vormen daarmee het beginpunt van een strafrechtelijk onderzoek. De meldingen door cryptobedrijven hebben hier een bijdrage aan geleverd. De waarde voor  opsporing van deze meldingen zou nog groter zijn als zowel subjectief als objectief gemelde OT’s meer unieke meldteksten bevatten die de ongebruikelijkheid van de transactie nader duiden. Hopelijk biedt dit artikel enige inspiratie daartoe.

[1] TK 1992-1993, 23 009, nr. 3 pag. 2

[2] fiu-nederland jaaroverzichten

[3] fiu-nederland casuistiek

[4] Art. 1d Wwft

[5] Art. 1a lid 4 sub l & sub m Wwft

[6] ECLI:NL:RBROT:2019:2408

[7] DNB integriteitstoezicht op aanbieders van cryptodiensten

[8] Zie ook deze infographic n.a.v. het NRA

[9] DNB registers van aanbieders van cryptodiensten

[10] uitvoeringsbesluit Wwft 2018

[11] DNB leidraad wwft en sw (zie p.5/p.6)

[12] DNB indicatoren die bij cryptodiensten kunnen wijzen op ongebruikelijke transacties

[13] fiu-nederland witwastypologieen virtuele-betaalmiddelen

[14] gedelegeerde verordening EU van 14 juli 2016

[15] Art. 16 lid 2 sub e Wwft

[16] Zie vice versa ECLI:NL:RBAMS:2021:2600 e.a.

Op deze pagina