Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de filters Ga direct naar de footer

Bevestiging vrijspraak witwassen door juwelier

Gerechtshof Amsterdam, 21 augustus 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2629

In 2023 schreven wij een uitgebreid artikel over de vrijspraak van een medewerker van een juwelier. Recent verscheen de uitspraak in hoger beroep. In dit artikel bespreken wij kort het oordeel van de rechtbank en vervolgens het hoger beroep.

Het gaat in deze zaak om de medewerker van een juwelier in Amsterdam, hij was general sales manager en een van de topverkopers. In de periode van mei 2017 tot en met juli 2018 verkocht hij voor een bedrag van meer dan € 500.000 aan sieraden en horloges aan een klant. De verdachte wordt vervolgd voor het medeplegen van (gewoonte) (schuld)witwassen en subsidiair medeplichtigheid aan het medeplegen van (gewoonte) (schuld)witwassen. In de zaak staat niet ter discussie of de sieraden werden betaald met geld dat een criminele herkomst heeft, dat blijkt uit het dossier. De vraag is of de verdachte dit wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden.

De rechtbank oordeelde dat uit het dossier niet bleek dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de aankopen werden betaald door BV’s die niet van de klant zijn of aan haar konden worden gelinkt. Daarnaast kon van de verdachte niet worden verwacht dat hij zou onderzoeken of een dergelijke link bestond. Op basis van de Wwft geldt als uitgangspunt dat juweliers bij girale betalingen niet zijn verplicht tot een klantenonderzoek. Daarnaast waren er volgens de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die konden leiden tot verdergaand onderzoek door de verdachte. De verklaring van verdachte over de gebruikelijke wijze van betaling door vermogende klanten bij juweliers – te weten via BV’s en/of een financieel vertegenwoordiger – is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk. Verdachte was daarom van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken.

Het hof bevestigd in het hoger beroep de vrijspraak van de verdachte. Het is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verkoopmedewerker wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld waarmee de sieraden werden betaald uit misdrijf afkomstig was. Hoewel het Openbaar Ministerie ook in hoger beroep wijst op omstandigheden die mogelijk op witwassen duiden, acht het hof deze niet overtuigend. De betalingen verliepen giraal, wat geen directe onderzoeksplicht oplevert. Het was in de branche niet ongebruikelijk dat facturen op andere namen stonden, bijvoorbeeld van een bedrijf in plaats van de naam van de klant. Ook speelde mee dat de verdachte in loondienst was bij een groot bedrijf met een aparte financiële afdeling, waardoor de verantwoordelijkheid voor controle op geldstromen gedeeld werd. Tot slot acht het hof de uitlatingen van de verdachte over de klant onvoldoende om aan te nemen dat hij wist of moest begrijpen dat het geld een criminele herkomst had.

Deel deze pagina