Cash geld juwelier Birmingham afkomstig uit enig misdrijf
Hoge Raad, 11 mei 2020: ECLI:NL:HR:2021:691
In deze zaak wordt in cassatie geklaagd over het oordeel van het hof dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Wij schreven eerder over deze zaak in de nieuwsbrief van februari 2020. In ECLI:NL:GHAMS:2019:4348 werd verdachte aan de hand van het stappenplan veroordeeld door het hof wegens het witwassen van contant geld, dat in zijn auto was aangetroffen. Verdachte verklaarde dat hij op weg was vanuit Brussel naar Schiphol om zijn baas op te halen. Na onderzoek bleek deze verklaring leugenachtig en in combinatie met het aangetroffen geld ontstond het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Als gevolg hiervan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete en min of meer verifieerbare verklaring geeft omtrent de herkomst van het geld. Verdachte verklaarde dat hij werkzaam was bij een bedrijf in Birmingham dat handelde in goud en juwelen (veelal met contante betalingen) en dat hij het geld had meegekregen van zijn baas om inkopen te doen. Ter ondersteuning van die verklaring had verdachte onder meer gewezen op:
- elektronische notities waaruit blijkt dat hij een groot contant geldbedrag had ontvangen de dag voor zijn aanhouding;
- camerabeelden waarop is te zien dat hij een grote hoeveelheid contant geld krijgt;
- bankbescheiden waarop is te zien dat het bedrijf grote hoeveelheden contant geld inkoopt van een bank;
- het feit dat een deel van het geld was verpakt in bankwikkels afkomstig van dezelfde bank als waar het contante geld werd besteld;
- een verklaring van zijn werkgever dat het bij verdachte aangetroffen geld van zijn bedrijf afkomstig is.
Volgens het hof correspondeerden de bedragen in de notities niet met de bij verdachte aangetroffen bedragen, was het geld niet één op één terug te leiden naar de overgelegde bankafschriften en waren de videobeelden geen bewijs dat dit hetzelfde geld betrof als het geld dat bij verdachte was aangetroffen. Enkel de verklaring van de werkgever bleef over. Die verklaring was volgens het hof niet voldoende om het witwasvermoeden te ontzenuwen, omdat die verklaring op geen enkele manier was onderbouwd. Het hof kwam daarom tot een bewezenverklaring van witwassen.
Overwegingen Hoge Raad
De Hoge Raad vindt het oordeel van het hof dat de verklaring van de werkgever op geen enkele manier is onderbouwd niet zonder meer begrijpelijk. Volgens de Hoge Raad heeft het hof de juistheid in het midden gelaten van de door de verdachte aangevoerde omstandigheid dat een deel van het bij hem aangetroffen geld was voorzien van bankwikkels afkomstig van de NatWest Bank in Birmingham, terwijl uit bankbescheiden blijkt dat de juwelier waar verdachte werkt voor grote bedragen contant geld bestelt bij deze bank. Vervolgens zegt de Hoge Raad dat de omstandigheden die wél door het hof in aanmerking zijn genomen, namelijk dat de bedragen in de elektronische notities niet corresponderen met de aangetroffen geldbedragen en dat deze notities niet terug te vinden zijn in de administratie nog niet met zich meebrengen dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat al het aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Dat de beoordeling van de verklaring erg afhankelijk is van de specifieke casus, zien we ook hier weer. Uit dit arrest blijkt dat innerlijke tegenstrijdigheden in de verklaring van de verdachte nog niet maken dat het hele door de verdachte geschetste scenario als onjuist terzijde mag worden geschoven. Daarom volgt er een terugverwijzing naar het hof.