Leningen
In de administratie van bedrijf X werden onder andere acht leenovereenkomsten aangetroffen van in totaal €490.000. Verdachte was een periode medebestuurder en algemeen directeur van bedrijf X. Voor de acht leningen met leenovereenkomsten geldt dat volgens de rechtbank verschillende witwastypologieën van toepassing zijn:
- zeer grote contante bedragen;
- met uitzondering van één lening, werden de leningen verstrekt vanuit het buitenland en door niet-financiële instellingen en particulieren;
- één lening is verstrekt door een particulier;
- de buitenlandse leningen werden in euro’s verstrekt vanuit Turkije, en niet in Turkse lira’s;
- in drie leenovereenkomsten is de naam van de leningverstrekker niet in de tekst opgenomen maar uitsluitend in de ondertekening;
- drie leenovereenkomsten zijn afgesloten door privépersonen (als leningnemer) terwijl ze opgenomen zijn in de administratie van bedrijf X.
- de leenovereenkomsten zien op grote bedragen maar zijn summier qua inhoud. Zo ontbreken gebruikelijke details zoals een zekerheidsstelling, voorwaarden voor opeisbaarheid, een aflossingsschema, een looptijd en een passage over de financiële positie van de leningnemer;
- in de overeenkomsten is geen doel van de lening opgenomen of als doel “startkapitaal” terwijl bedrijf X al langer actief was.
Naar het oordeel van de rechtbank vormen deze feiten en omstandigheden voldoende grondslag voor een vermoeden van witwassen. Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht en wil niet verklaren over de herkomst van de gelden. Twee andere medeverdachten hebben bij de politie wel een verklaring afgelegd. Kern van de verklaring van één van de medeverdachte is dat sprake is van echte leningen die zijn afgesloten met twee broers uit Turkije en met een derde betrokkene. Aan de broers zouden zij €240.000 verschuldigd zijn en aan de derde betrokkene €30.000, waarvan €5.000 afgelost zou zijn. De rechtbank constateert dat dit een verklaring zou geven voor €270.000 en niet voor €490.000. Over hoe het geleende geld vanuit Turkije is meegenomen verklaart de medeverdachte tevens wisselend. De verklaringen van de Turkse broers zelf komen ook niet overeen met de leenovereenkomsten. Zo verklaren zij onder andere dat zij wél het totale bedrag van €490.000 hebben uitgeleend en niet €240.000. Ook zou aan hen beiden een bedrag van €120.000 terugbetaald zijn. Hier is echter geen enkel bewijs van te vinden in de administratie van het bedrijf. Gelet op de financiële situatie van het bedrijf, waren zulke grote terugbetalingen ook niet mogelijk. De rechtbank constateert dat de verklaring niet volledig is, niet consistent, niet aansluit bij de leningen en op onderdelen niet overeenkomt met de verklaringen van de Turkse broers. De rechtbank acht de verklaring dermate ongeloofwaardig dat zij concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat de leenovereenkomsten zijn opgemaakt en opgenomen in de administratie ter verhulling van de criminele herkomst van het geld.
Voor verdachte geldt dat één lening op zijn naam stond en een tweede lening in de administratie is opgenomen toen verdachte verantwoordelijk was voor de administratie van bedrijf X. Van de overige leningen kan niet vastgesteld worden dat zij in diezelfde periode in de administratie zijn opgenomen. De rechtbank oordeelt dat deze leningen daarom niet kunnen worden toegerekend aan verdachte. Verdachte wordt veroordeeld voor medeplegen witwassen van twee leningen, ter waarde van €150.000.
In deze casus werd met behulp van witwasindicatoren getoetst of sprake is geweest van valse leenovereenkomsten. Nadat op basis van het zes-stappenplan geconcludeerd wordt dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is, zal beoordeeld moeten worden of het voorwerp ook aan verdachte te linken is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20 februari 2018