Verklaring zzp-er in de zorg
Rechtbank Amsterdam 8 mei 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2745
Wat maakt een verklaring geloofwaardig en verifieerbaar? Een vraag die niet alleen relevant is voor opsporing, maar ook voor banken en andere Wwft-instellingen. Weliswaar met een (iets) andere insteek, maar allebei met het doel om financieel-economische criminaliteit tegen te gaan.
Banken hebben op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s en moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt gebruikt of misbruikt. Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank haar cliëntenonderzoek niet kan voltooien, moet zij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet overzien. Het is voor de beëindiging van de relatie niet noodzakelijk dat er concrete bewijzen zijn dat de klant betrokken is bij criminele activiteiten.
Witwasrisico
Volgens de bank in onderhavige zaak was er sprake van een risico op witwassen. De klant is hier een jonge zzp-er in de zorg die gemiddeld bijna €10.000 per maand ontvangt en in een jaar tijd daarvan bijna de helft in contanten opneemt in veertig porties. Verder lijkt sprake te zijn van smurfen (grote transacties verdoezelen door ze op te splitsen); zo neemt hij bijvoorbeeld in één maand in vier dagen in totaal € 7.500,- op verdeeld over vijf opnames. In verband met steeds vaker voorkomende zorgfraude heeft de bank de klant vragen gesteld. Op de gestelde vragen volgt snel een antwoord, zij het zonder de gevraagde onderbouwende documentatie.
Waardering verklaring
De inhoud van de verklaring
De inhoud van de reactie heeft echter de twijfels van de bank over integriteitsrisico’s niet kunnen wegnemen. Zo heeft de klant over het hoge aantal gewerkte uren verklaard dat hij in de zomermaanden van 2023 gemiddeld 100 uur per week heeft gewerkt als gevolg van de tekorten in de bezetting van een tehuis. De bank heeft daar terecht tegenin gebracht dat het onwaarschijnlijk (en ook onverantwoord) is om maandenlang zo veel uren te werken. Uit drie overgelegde facturen blijkt bovendien dat zelfs nog meer zou zijn gewerkt: 112 tot 141 uur per week. De klant zou dus drie maanden lang elke dag 16 à 20 uur hebben gewerkt met maar vier vrije dagen (inclusief de weekends). Dat is niet geloofwaardig.
Toen de bank specifiek vroeg hoe de werkdagen er dan feitelijk uitzagen, is slechts met algemeenheden geantwoord. Het antwoord verklaart ook niet hoe iemand maanden achtereen rond de 20 uur per dag kan werken. Blijkens sommige facturen zou in de zomer zelfs 22-25 uur per dag zijn gewerkt. De rechter is het met de bank eens dat het niet aannemelijk is dat een medewerker vrijwel zonder slaap dagen of zelfs weken achtereen zou moeten doorwerken.
Onderbouwing van de verklaring en het moment van verklaren
De verklaring is ook niet volledig onderbouwd. Zo heeft de bank gevraagd naar een overeenkomst of ander stuk ter verklaring van een 100-urige werkweek. De overgelegde schriftelijke verklaringen van collega’s en cliënten zijn niet verifieerbaar en dus onvoldoende. Pas de dag vóór de geplande zitting in dit kort geding zijn een aantal documenten overgelegd, maar daaruit blijkt niet waarom zoveel uren gewerkt moest worden bij een van de zorgbedrijven. Tenslotte is het opmerkelijk dat nergens in de stukken de locatie van of andere informatie over het zorgbedrijf waar eiser de meeste uren zou hebben gemaakt, te vinden is.
Ook de verklaring van de klant over het opnemen van grote contante geldbedragen volgt de bank niet. De contanten zouden o.a. zijn bedoeld voor een Umrah (kleine bedevaart) maar de bank vindt dit een ingewikkelde constructie en begrijpt niet waarom het geld niet naar de reisorganisatie zelf is overgemaakt. Over het restant geldbedrag is geen duidelijkheid verschaft in de vorm van onderbouwende documentatie. Hoewel contant geld een wettig legaal betaalmiddel is, gaat het hier om een ongebruikelijke hoeveelheid die niet in verhouding staat tot het inkomen van eiser, waarvoor een weinig overtuigende verklaring is gegeven en nauwelijks onderbouwing.
“Dit, in combinatie met de terechte twijfels van Knab over de hoeveelheid uren op de facturen, rechtvaardigt de conclusie van Knab dat [eiser] onvoldoende inzicht heeft gegeven in de transacties op de Rekening en de contante geldopnames en dat er sprake is van duidelijke (witwas)risico’s.”
Het is volgens de rechter voldoende aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat de bank op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht was de bankrelatie te beëindigen.
Op basis van analyses van jurisprudentie over witwassen weten we dat verschillende elementen een rol spelen bij de vraag of een verklaring in een witwaszaak voldoende concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk is. Diezelfde elementen, zoals de consistentie van de verklaring, de geloofwaardigheid, de onderbouwing en het moment van verklaren kunnen ook relevant zijn voor Wwft-instellingen in het kader van het Wwft cliëntenonderzoek. Lees hierover meer in een gepubliceerd artikel over de concrete en verifieerbare verklaring.