Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Buitenlandse belastingparadijzen en het verhullen van de UBO

Door René de Ruijter (FIOD Eindhoven) in samenwerking met Ruut Regtering (AMLC)

Onlangs is er uitspraak gedaan in een grote zaak die een aantal jaren geleden heeft gedraaid bij FIOD Eindhoven in samenwerking met de NVWA-IOD. Het was een complexe zaak met uiteindelijk een mooi resultaat. De rechtspersonen zijn veroordeeld tot betaling van geldboetes en de hoofdverdachten zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen. In dit artikel worden de ervaringen van het onderzoeksteam en de uitspraak gedeeld.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is belastingparadijs-1600x900.jpg

Verdachten hadden een complexe constructie opgetuigd met vennootschappen in Nederland, België, Luxemburg en buitenlandse belastingparadijzen (BVI en Samoa), waarvan de zeggenschapsstructuur niet transparant was en waarmee de identiteit van de UBO’s werd verhuld. Met het geld dat door die constructie heen liep is onder meer vastgoed in Nederland en België aangekocht. Het geld werd contant naar Luxemburg vervoerd en werd daar gestort bij de bank. De hoofdverdachte stond bij de Belastingdienst al jaren bekend als zeer anti fiscaal. Daarnaast was hij als varkenshandelaar bekend bij de NVWA vanwege diverse overtredingen op het gebied van voedselveiligheid en dierenwelzijn. Daarom is besloten om een gezamenlijk onderzoek te starten, waarbij de FIOD zich heeft gericht op de financiële fraude (witwassen, omzetverzwijging, valsheden) en de NVWA-IOD zich heeft gericht op de vee- en vleesfraude. In België liep bij de politie al een onderzoek inzake faillissementsfraude en BTW-fraude ten aanzien van dezelfde verdachten. Het Belgische strafdossier is overgedragen aan het Nederlandse onderzoeksteam, waarmee zicht werd verkregen op de constructie. Er werd besloten om de zaak aan te vliegen via het stappenplan. Dat is een goede beslissing gebleken, want met het zoeken naar een gronddelict kon worden gestopt. De informatie die was vergaard tot dat moment, kon goed worden gebruiken in de strafzaak. Met name de stukken afkomstig van de Luxemburgse trust gaven inzicht in de geldstromen van de criminele organisatie. Alle fasen van het witwasproces kwamen hiermee haarscherp in beeld:

  • Het afstorten van contant geld door kasgedreven ondernemingen (plaatsing);
  • Het opnemen en fysiek verplaatsen van contant geld naar het buitenland (plaatsing);
  • Het afstorten en beleggen op meerdere buitenlandse bankrekeningen (verhulling);
  • Het gebruik maken van belastingparadijzen, doorsluisrekeningen, offshore-vennootschappen, trustkantoren en tussenpersonen (verhulling);
  • Het voorwenden van leningen, loan-back of back-to-back (rechtvaardiging);
  • Het investeren in onroerende zaken in binnen- en buitenland (besteding).

Vervolgens kon de zaak naar zitting worden gebracht. De rechter concludeerde dat er sprake was van een witwasvermoeden en heeft het stappenplan toegepast. De verdachten hebben pas tijdens de rc-verhoren en op zitting voor het eerst verklaard dat de contante stortingen op de Luxemburgse bankrekening verdiensten waren uit een Belgisch horecabedrijf, uit de vee- en vleeshandel en dat het de opbrengst was van een aandelenportefeuille en afkomstig was uit Belgisch privévermogen. Daarnaast zou het in Luxemburg gestorte contante geld bestaan uit rente- en aflossingsbetalingen op verstrekte leningen. Tijdens de verhoren beriepen de verdachten zich op hun zwijgrecht. De rechter kon de verklaringen die op zitting werden gegeven, weerleggen op basis van al het onderzoek dat was gedaan naar de geldstromen en de bedrijven van verdachte. Uit de onderzoeken naar de geldleenovereenkomsten kwam naar voren dat zowel bij de herkomst van het geld bij de verstrekkers, als bij de besteding van het geld door de verkrijgers van het geld, sprake was van omvangrijke contante stortingen en opnamen, waardoor de ‘papertrail’ werd onderbroken. Waar die gelden vandaan kwamen of wat er na de opnamen mee is gebeurd, kon niet worden vastgesteld. Voor de overboeking van gelden werd veelvuldig gebruik gemaakt van de derdengeldenrekening van een afschermvennootschap van de trust in Luxemburg, waardoor de werkelijke herkomst van de gelden werd verhuld. De rechtbank stelde dan ook vast dat de onderzochte leenovereenkomsten uitsluitend waren bedoeld om te verhullen dat de gelden onttrokken zijn uit bedrijven van de verdachten in Nederland en België en buiten het zicht van de Nederlandse en Belgische fiscale autoriteiten zijn geplaatst op Luxemburgse bankrekeningen. De rechtbank vond de leenovereenkomsten ongebruikelijk en oordeelde dat er feitelijk eigen (crimineel) geld terug werd geleend en dat er aan de gelden een schijnbaar legale herkomst werd gegeven (loan-backconstructie). Ook zegt de rechtbank dat het scenario van de verdachte dat het geld afkomstig is uit verschillende bronnen (zoals horeca) niet strookt met de verklaring dat het gestorte geld in Luxemburg afkomstig was van een lening. Bovendien is het scenario over de lening niet nader onderbouwd door verdachte, omdat niet blijkt dat de stortingen rente/aflossing op een lening zouden zijn.

Uiteindelijk is het opgebouwde dossier voor de rechtbank voldoende gebleken om de verklaringen van de verdachten terzijde te schuiven en verdachten te veroordelen voor onder meer gewoontewitwassen. Doordat de geldstromen gedetailleerd waren beschreven, kon worden uitgesloten dat de gelden een legale herkomst hadden. Deze zaak illustreert dat de stappenplan aanpak soms tijdrovend kan zijn, zeker wanneer er sprake is van een complexe constructie en er diverse (legale) bedrijven betrokken zijn. Uiteindelijk is alle inspanning niet voor niets geweest, gezien het mooie resultaat dat is bereikt. De uitspraak van rechtbank Zeeland West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2022:329) is hier te vinden. Alle verdachten zijn in hoger beroep gegaan.

Op deze pagina