Cash in kiprollades
Verdachte kwam naar voren in een witwasonderzoek dat zich richtte op op Aruba verblijvende medeverdachten. Uit het onderzoek bleek dat verdachte versluierd sprak met medeverdachte X over het verplaatsen van grote contante geldbedragen. Vervolgens werd op Aruba een zeecontainer in beslaggenomen waarin – verpakt in dozen met kipproducten – een contant geldbedrag van in totaal €2.833.340 werd aangetroffen. De zeecontainer was verzonden door bedrijf A, een B.V. waar verdachte enig aandeelhouder van was. Nadat verdachte in Aruba werd aangehouden verklaarde hij niet alleen betrokken te zijn geweest bij dit geldtransport, maar ook bij een eerder transport van €4.000.000. Het geld zou afkomstig zijn van medeverdachte Y.
Voor het vervoeren van de twee grote contante geldbedragen geldt volgens de rechtbank dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Vanwege de wijze waarop het geld vervoerd is – en de veiligheidsrisico’s die hiermee gepaard gaan – en omdat het een feit van algemene bekendheid is dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd. Dat leidt ertoe dat de rechtbank tot de conclusie komt dat het niet anders kan dan dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Volgens de rechtbank heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van de twee geldbedragen van in totaal €6.833.340.
Door het OM is onder andere ook het witwassen van een bedrag van €975.000 ten laste gelegd. Volgens de rechtbank volgt uit het dossier dat bedrijf A vleesproducten leverde aan onder andere bedrijf E (gevestigd in Bulgarije). Een deel van de facturen werd echter opgemaakt op naam van bedrijf B (gevestigd in Panama). Daardoor lijkt het alsof bedrijf B vlees leverde aan bedrijf E terwijl uit de administratie blijkt dat alles door bedrijf A geleverd werd. Dit maakt dat de facturen (ter waarde van €972.579) aan bedrijf B vals zijn en dat de geldstromen dus van misdrijf afkomstig zijn. Bedrijf B heeft vervolgens leningen van €975.000 verstrekt aan bedrijven C en D (beide gevestigd in Bulgarije). Hiermee is sprake van het voorhanden hebben en het omzetten van uit misdrijf afkomstige gelden. Uit onderzoek blijkt dat alle betrokken bedrijven gelieerd zijn aan verdachte. Alle handelingen tussen de bedrijven worden daarom door de rechtbank toegerekend aan verdachte en daarmee wordt hij als pleger van het witwassen aangemerkt.
Misbruik maken van handelsstromen om waarde te verplaatsen kan duiden op trade based money laundering. Criminele gelden worden daarmee via handel internationaal verplaatst en krijgen hiermee een ogenschijnlijke legale herkomst. In deze zaak is onduidelijk of de €972.579 crimineel geld betrof of dat mogelijk sprake is van een fiscale constructie. De rechtbank gaat voorbij aan die vraag en stelt dat het geld een criminele herkomst had vanaf het moment dat bedrijf B aan bedrijf E betaalde naar aanleiding van valse facturen.
Verdachte wordt ook veroordeeld voor het witwassen van €309.000 en €17.000 (zie uitspraak voor de overwegingen). Gelet op de duur en de frequentie van de handelingen is volgens de rechtbank sprake van gewoontewitwassen.
Rechtbank Overijssel, 13 februari 2018