Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Witwassen cryptocurrency bitcoinhandelaar. Zijn bitcoins ‘voorwerp’?

De verdachte wordt verdacht van het witwassen van bitcoins en een geldbedrag met een waarde van in totaal zo’n 11,5 miljoen euro.

Allereerst: zijn bitcoins ‘voorwerp’ als bedoeld in art. 420bis Sr? Hof: ‘Bitcoins zijn voor menselijke beheersing vatbare objecten met een reële waarde in het economische verkeer die voor overdracht vatbaar zijn. Er kan met bitcoins worden betaald. De feitelijke en exclusieve heerschappij ligt bij degene die toegang heeft tot een wallet en wordt verloren bij een succesvolle transactie naar een andere wallet. Bitcoins zijn bovendien individueel bepaalbaar: van iedere bitcoin wordt het ontstaan en iedere transactie die ermee wordt uitgevoerd, in de blockchain bijgehouden.
Het hof is derhalve van oordeel dat bitcoins, vanwege vorenomschreven eigenschappen, strafrechtelijk gezien als voorwerp gekwalificeerd kunnen worden.’

De verdachte heeft als cashtrader gehandeld in bitcoins door eigenaren van bitcoins aan te bieden hun bitcoins in contant geld om te zetten. De verkregen bitcoins werden vervolgens door de verdachte aan cryptocurrency exchanges verkocht. Deze cryptocurrency exchanges betaalden de verdachte uit op bankrekeningen op zijn eigen naam en op bankrekeningen op naam van derden waarmee de verdachte afspraken had gemaakt. De verdachte nam daarna het grootste deel van de bedragen contant op. De verdachte legde de identiteit van zijn klanten niet vast en hield geen administratie van zijn klanten bij. Hij noteerde slechts de datum waarop een transactie werd uitgevoerd, om welke bedrag het ging en wat de nettowinst van de transactie was.

Door de verdachte werd een hoog commissiepercentage gehanteerd, de verdachte sprak op openbare plekken af en het ging veelal om hoge bedragen. Deze handelingen van de verdachte passen binnen de door de FIU opgemaakte witwastypologieën ‘virtuele betaalmiddelen’. Er is sprake van een witwasverdenking. Van de verdachte mag derhalve worden verwacht dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van de bitcoins en het geld.

Door de verdediging wordt betoogd dat de verdachte als een bitcoinexchanger heeft gehandeld, waardoor hij zich niet aan witwassen schuldig heeft gemaakt. De verdediging stelt dat de verdachte, in vergelijking met andere cashtraders, geen hoge commissietarieven hanteerde. Daarnaast voert de verdediging aan dat de verdachte geen gebruik van bitcoinmixers heeft gemaakt en zijn de bitcoins niet zijn omgezet naar andere cryptovaluta. De verdachte zou hierdoor geen geschikte wisselaar voor criminelen zijn.

Ook heeft de verdachte, volgens de verdediging, geen opzet gehad. Het commissiepercentage, het uitbetalen in contant geld en het feit dat bankrekeningen van derden zijn gebruikt, zijn allemaal verklaarbaar en geen redenen om opzet aan te nemen.

Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte geen reëel tegenwicht aan het vermoeden van witwassen biedt. De karige administratie van de verdachte biedt geen mogelijkheid om te kunnen verifiëren of de verdachte met bonafide bezitters van bitcoins handelde. Daarnaast hanteerde de verdachte een commissiepercentage van 5 tot 8% terwijl reguliere cryptocurrency exchanges een commissiepercentage van maximaal 1% hanteren. Een dergelijk hoog verschil roept de vraag op waarom bonafide klanten van de diensten van verdachte gebruik zullen maken.

Het vermoeden van witwassen wordt door de verklaring van de verdachte niet weerlegd. Een aanleiding voor het openbaar ministerie om over te gaan tot nader onderzoek naar een legale herkomst van het voorwerp ontbreekt. Het hof acht het gewoontewitwassen dan ook bewezen.

Gerechtshof Den Haag, 22-09-2020

ECLI:NL:GHDHA:2020:1804

Op deze pagina